stuk in de handen van allen, die meenen, dat de kennis van de hemelligchamen en derzelver verschijnselen alleen moet beperkt worden tot de studeervertrekken en observatoria dergenen, bij wie deze wetenschap uit stand of neiging hoofdvak is; terwijl het overigens met verstandelijke beschaving zeer wel bestaanbaar is, geene de minste kennis te hebben van de hemelen, die Gods eer vertellen, en van het uitspansel, dat zijner handen werk verkondigt! De ontwikkeling des onderwerps, de aanteekeningen, de vermelding en korte beoordeeling der werken, in welke de Sterrekunde volledig, of ten deele, op eene algemeen verstaanbare wijze, voorgedragen wordt, voor zoo verre deze in het Nederduitsch zijn; alles draagt onze volle goedkeuring weg. Het laatste ware welligt nog voor eenige aanvulling vatbaar. Althans, op onze boekenkas ziende, valt ons oog op den Wereldbeschouwer van huygens; op de Algemeene Oefenschole, waar ook een gedeelte aan de Sterrekunde is toegewijd; op de Wis-, Natuur- en Sterrekundige Briefwisseling (Amst. 1790); op nollet's Natuurkundige Lessen, D. VI. St. 1; op martinet's Katechismus der Natuur, D. I. enz. Rec. heeft reeds vóór een jaar of vijf plan gehad, om de voortreffelijke Vorlesungen über die Astronomie van Prof. brandes in het Nederduitsch te vertalen; doch hiervan is tot heden niet gekomen. Het oorspronkelijke beslaat eene waardige plaats onder de werken, die deze schoone wetenschap op hare tegenwoordige hoogte aan den niet-wiskundige doen kennen. Doch dit in het voorbijgaan. Aan de allerkeurigste uitvoering dezer Redevoering geven wij eenen bijzonderen lof.