Nevens de drukfeil, tegenover de eerste bladzijde opgegeven, had ook nog behooren vermeld te worden bl. 21, waar men, in plaats van areola, aureola leest, verg. ook bl. 58.
De Verhandeling zelve wordt geopend met eene bespiegeling over de lotgevallen van menschelijke leerstelsels en vindingen, en hoe het derzelver uitvinders en voorstanders is gegaan. Deze stelling wordt met een groot getal voorbeelden gestaafd, welke men in de geschiedenis niet angstig behoeft te zoeken. Of echter hier de herinnering aan de lotgevallen van den Heiland wel zeer gepast is, geven wij in bedenking. En wat men nu verder van den Goddelijken (!) socrates af tot den laatsten uitvinder in onzen tijd leest, het zijn niet anders dan de gewone lotgevallen der menschen. Men doet best zich te schikken naar hetgeen nu eenmaal niet te veranderen schijnt, en zulks in spijt van quasi Letteroefenaren, Recensenten, Kritikasters en het verder talloos heir van bedillers, enz. bl. 8. Rec. zal het zich ook getroosten, onder welke benaming ook, zich hier eene plaats te zien aanwijzen. Wanneer het ook eenen socrates, bij herhaling de Wijze genoemd, niet anders ging, wie zou dan op een beter lot durven aanspraak maken? En indien de Geneeskundige met zulke voorbeelden zich niet kon tevreden stellen, hij leze, wat van helmont overkwam (bl. 9). Intusschen heeft men thans minder dan ooit te klagen; de tijden zijn sedert veel verbeterd; door de verlichting zijn groote vorderingen gemaakt; de curatio magnetica onder anderen mag thans vrij en onverlet uitgeoefend worden; de vervolgzucht moge gepoogd hebben eenen befaamden van der lee en beruchten meijer te bemoeijelijken, de Regtbanken staan niet meer onder den invloed van den Aartsbisschop van Mechelen (bl. 9); deze Mannen mogen, behoorlijk gepatenteerd, met en zonder magneet alles genezen, tot den bloeijenden kanker toe! Hoe het vroeger geweest zij, onze tijden zijn toch zoo
erg niet