enkel woord. Het is eenvoudig, wat de titel belooft, tijdkorting van een oud man, gedurende zijn verblijf in het Hertogdom Nassau. ‘De bejaarde Engelschman - een gepensioneerd Officier, zoo als wij ons herinneren ergens gelezen te hebben - heeft het Nassausche bezocht, om uit deszelfs bronnen en baden nieuwe levenskracht te putten, en bij die gelegenheid tot tijdkorting de opmerkingen ten papiere gebragt, die den inhoud dezer bladeren (bladen) uitmaken. Terwijl sommigen [Rec. niet] hem met sterne, anderen met den Schrijver der Brieven van eenen Afgestorvenen [Rec. almede niet] vergelijken, komt men daarin overeen, dat een ongekunstelde, natuurlijke toon den ouden man bij uitnemendheid eigen is, terwijl niemand hem ook de gaaf van opmerking, luim en goedhartigheid ontzeggen zal.’ Zoo zegt het Voorberigt, en wij zeggen het laatste de Uitgevers na. De Redacteur van ons Tijdschrift vergunne een klein plaatsje, om het volgende mede te deelen tot eene proeve, waaruit men den aard van dit werkje goed kan leeren kennen. Wij kiezen deze plaats, omdat er misschien wel meer landen zijn, op welke de aanmerking van toepassing is, dan Engeland alleen:
‘In Engeland zouden fatsoenlijke lieden het een zeer stuitend denkbeeld vinden, om zich zoo gemeenzaam met hunne bedienden te maken, of hen in hun gezelschap toe te laten, en zulks zou ook niet aangaan, wanneer men de manieren onzer bedienden in het oog houdt. Doch indien wij nu één wetboek van manieren hadden, in plaats van honderdvijftigduizend, dan zou dit het geval niet zijn, en de Engelsche bedienden zouden zich even goed als de Duitsche in het gezelschap (liever, in de tegenwoordigheid) hunner heeren en vrouwen weten te gedragen, zonder hen door vrijpostigheid te beleedigen. En welk een voordeel is het voor de laatsten, en voor het dorp, waarheen zij, als zij eens trouwen, waarschijnlijk terugkeeren, dat zij gelegenheid hebben gehad, om getuigen te zijn van de levenswijze en gesprekken van bedaarde, verstandige, brave menschen, die het voorregt eener goede opvoeding genoten hebben! Het spreekt van zelf, dat, zoo deze jonge meisjes hooge loonen trokken, zich met den afgelegden tooi harer meesteressen sierden, en, uit het gezelschap (de tegenwoordigheid) harer meerderen zonder genade verbannen, geene andere toevlugt hadden, dan in de dienstbodenkamer, waar knechts en mei-