kander ontmoeten; maar nu wordt ook de anders zwijgende Schrijver, Philalethes, in het gesprek gewikkeld. De dichterlijk-wijsgeerige denkbeelden, in het voorgaande Hoofddeel, onder den vorm van het Gezigt, voorgesteld, worden hier veelzijdig beschouwd, ontwikkeld, getoetst. Ambrosio, de bedachtzame, streng godsdienstige, - Onuphrio, de ongeloovige wijsgeer, - Philalethes, de gevoelige en geloovige, (door Onuphrio den ‘droomen-droomer’ genoemd) laten zich over de gewigtigste belangen der menschheid onbewimpeld uit. De Godsdienst van jezus, het Bij- en Ongeloof der Heidenen worden in dadelijke tegenstelling gebragt; en wij weten inderdaad niet, wat hier meer aan te bevelen is: de echt Christelijke geest van den Schrijver, de grondigheid zijner wetenschappelijke onderzoekingen, of de zeldzame kunst, waarmede de drie sprekers hunne gedachten zamenvlechten, waardoor al het gedwongene eener wijsgeerige zamenspraak geheel wordt weggenomen.
In het derde Hoofddeel, De Onbekende getiteld, neemt het gesprek eene meer natuurkundige wending. De voorgaande sprekers ontmoeten eenen belangwekkenden onbekende in het binnenste van den Tempel van neptunus, die, op eene even duidelijke als bevallige wijze, zijn geologisch stelsel ontwikkelt. De beschaafde Nederlander, al is hij ook slechts met eene oppervlakkige kennis der Geologie uitgerust, zal hier eenen rijken schat vinden, bovenal wanneer hij bedenkt, dat een der beroemdste Scheikundigen onzer eeuw aldaar de slotsom zijner navorschingen blootlegt.
De vierde Afdeeling is genoemd: De Proteus, of Onsterfelijkheid. Wij ontmoeten den geheimzinnigen vreemdeling weder. Een noodlottig toeval, waardoor de Schrijver bijkans was omgekomen, brengt hem in naauwere aanraking met den onbekende; en hunne natuurkundige navorschingen over zekere merkwaardige dierensoort, de Proteus anguinus, leidt tot een Loogst leerzaam gesprek, waarin over het levensbeginsel en deszelfs wijziging en voortduring, met scheikundige toelichting en wijsgeerige naauwkeurigheid, wordt gehandeld; terwijl het einde van dit gesprek, in den toon der warme godsvrucht gesteld, ons voor den Christen-wijze, aan den rand zijns grafs staande, de diepste achting inboezemt.
In eenen meer zuiver wetenschappelijken geest is het vijfde Hoofddeel, De Scheikundige, vervaardigd. Het is eene doorgaande, met gloed en kracht geschrevene, apologie der