Belangrijke Tafereelen uit het Lijfstraffelijk Regt en oorspronkelijke Nederlandsche Verhalen, door H.C. Dresselhuys. Te Tiel, bij C. Campagne. 1835. In gr. 8vo. 200 bl. f 1-80.
Al wederom een viertal verhalen, die zich ter verpoozing niet onaangenaam laten lezen, maar die wel geene aanspraak zullen maken op bijzondere belangrijkheid van stijl of inhoud. Het kostuum der inkleeding is ook op verre na niet overal in acht genomen, met name in het eerste, waarin de Schrijver weinig met den gang der Fransche regtspleging, die hoofdzakelijk ook bij ons nog gevolgd wordt, toont bekend te zijn. De Procureur Crimineel kan toch geen' gevangene schuldig verklaren, 't geen het werk der gezworenen is, die geen regters zijn, en dus niet veroordeelen, 't welk al wederom alleen het gevolg van de toepassing der wet is. Op bl. 51 spreekt een doortrapte booswicht van eenen warmen rug, waarmede hij wel de geeselstraf zal bedoelen, maar die in Frankrijk geene plaats heeft, even weinig als de doodstraf door middel van den strop, waarop bl. 63 gedoeld wordt. Het is edelmoedigheid van het Gouvernement, welke den valsch betigten en ter dood veroordeelden eene aanzienlijke schadeloosstelling toekent; maar helaas! de wet kent hem die niet toe, en wij twijfelen dus aan de waarheid, vooral daar de geschiedenis tijdens napoleon's rampen in Rusland gezegd wordt voorgevallen te zijn. Wij zouden op de overige verhalen een groot aantal even gegronde aanmerkingen kunnen maken; maar de ruimte ontbreekt ons daartoe. Wij eindigen alzoo met den wensch, dat de jeugdige Schrijver in het vervolg soortgelijk werk beter nazie, en meer in den trant van eenen christemeijer verhale; bij welk een en ander zijne stukjes winnen zullen, en waarvoor het lezend publiek hem voorzeker dank zal weten.