force des forts de la Halle, en zijn gloed heeft iets afschuwelijks; de beelden zijn veeltijds onedel, onkiesch, en gemeen in de
détails, getuige hier bl. 23; wij hebben er in het oorspronkelijke nog wel erger gelezen, en raden daarom Studenten vooral,
barbier en zijn Republikeinsch geschreeuw, met de geheele Romantische school, te laten voor hetgeen zij zijn, en liever modellen ter navolging te zoeken bij de Ouden, of bij die Modernen, die den toets van gekuischten smaak hebben doorgestaan, waarvan wij, tot onze vreugde, ook in dezen bundel verscheidene met genoegen lazen. Slechts ééne navolging getuigt, dat men aan de Hoogeschool te Groningen ook nu en dan de Latijnsche lier ter hand neemt. Het stukje kon echter gelukkiger zijn. Door een aantal zamentrekkingen, (wij telden er meer dan een dozijn) waarvan
een der ergste is, wordt de welluidendheid niet bevorderd. In den eersten regel is
verkeerd gescandeerd; 't moest, volgens de maat, een Molossus zijn: of had
virgilius ongelijk, toen hij zong:
,
cet.? Wij bejammeren het, dat er niet meer aan die poëzij, den Student zoo wèl passende, gedaan wordt, en dat men dan bij dat weinige niets voortreffelijkers bekomt. De stukjes van Mr.
a. modderman munten bijzonder uit, en wij danken het H.H. Redacteuren, die van den geestigen Schrijver hebben kunnen verkrijgen om den
Zendbrief te plaatsen, die in het luimige genre allerfraaist en tevens alleszins gepast te noemen is, en op eene aangename wijze dit jaarbundeltje besluit.