Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Wel Edel Heer!
Bedrieg ik mij niet, dan behaalde op den 3den Mei 1785 de in ons Vaderland zoo hoog geschatte Dichteresse petronella moens, in nog jeugdigen leeftijd, voor de eerste maal eenen uitgeloofden gouden eereprijs, later door vele andere openlijke bekrooningen van haren arbeid opgevolgd. Voorzeker is het weinigen gegeven, aan zulk eene verblijdende omstandigheid na een tijdsverloop van vijftig jaren te mogen gedenken; en hoe genoegelijk moet het der achtingwaardige Jonkvrouwe niet zijn, dit Hooggetijde te beleven, en op den blijden feestdag een gedenkteeken op te rigten met het opschrift: Tot hiertoe heeft de Heer geholpen! Maar ook voor hare betrekkingen en vrienden is de derde dezer maand een aandoenlijke feestdag; en waarom zou dezelve bij onze Landgenooten niet in aangename gedachtenis zijn? Aan hoe velen toch is de rijkbegaafde Vrouw, door hare talrijke, altijd onderhoudende, leerzame en nuttige geschriften en zangen, niet dierbaar geworden; hoe velen gevoelen zich aan haar niet, in menigerlei opzigt, verpligt; en waar is het Nederlandsch huisgezin, waarin de lieve kleinen den naam niet stamelen van haar, die, vooral voor de jeugd, zoo aanhoudend, zoo doeltreffend, zoo aangenaam en nuttig tevens werkzaam was?
De overweging van dit een en ander deed mij bestuiten, het hiernevens gaande gedicht Uw Ed., ter plaatsing in uw geacht Tijdschrijft, aan te bieden. Welligt is de bijzondere gelegenheid, die tot deszelfs vervaardiging aanleiding gaf, ook voor het algemeen niet onbelangrijk, en zullen velen onder mijne Landgenooten zich vereenigen met de gevoelens en gewaarwordingen, welke ik in dit gedicht heb pogen uit te drukken. Zeker is het, dat velen, bij wie de naam van moens in zegenend aandenken is en blijven zal, zich, nevens mij, zullen verblijden over het zeldzame geluk, waarin de waardige Dichteresse zich op dezen blijden feestdag mag verheugen, onder de dankbare herinnering van zoo vele Goddelijke gunstbewijzen, die het treurig gemis, dat zij, sedert haren jeugdigen leeftijd, in het edelste onder de zintuigen,