Aan den redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijn Heer de Redacteur!
Na het afdrukken van mijn berigt wegens de overblijfselen der Gothische Literatuur heb ik het bedoelde werk van Prof. massmann ontvangen, ten titel voerende: Skeireins aimaggeljons thairh. Johannen. Munchen. 1834. Dadelijk het woord niuklahs in het achtergevoegde Glossarium opslaande, vond ik aldaar eene aanhaling uit grimm's Grammatik, II. 314, die, met eene kleine letter als noot aan den voet dier bladzijde voorkomende, mij ontglipt was, en van den volgenden inhoud is: ‘Da klahs, in der einzigen Stelle Luc. X. 21, mir verdachtig ist, vermuthe ich ein noch dunkles oder entstelltes niukl-ahs mit unserer Ableitung ahs, dass den sinn des Gr. νήπιος [infans] wiedergeben soll; etwa ni-ukl-ahs? un-mikil-ahs wäre zu kühn. Oder vergliche sich niu-klahs, dem Altnördlichen ny-klakiun [recens natus] neuklangig?’ Het blijkt hieruit, dat ik de eerste niet ben geweest, die deze twee woorden met elkander heb vergeleken. Alleen de Etymologie blijft de mijne, en daar heb ik genoeg aan: want in welk verband neuklangig met het denkbeeld van kind zoude staan, beken ik niet te begrijpen. Eene vergelijking tusschen mijn gevoelen en dat van den onsterfelijken grimm is voor mij eene al te harde proef; in dit geval vrees ik haar echter niet. Dat de kenners beslissen!
halbertsma.
4 Maart, 1835.
In het Motto boven het voorstuk van No. 3. Meng. is de erge drukfout ingeslopen van reviendra voor deviendra.