Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1835
(1835)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLa tendre fille, pièce traduite de Françoise de Boer, avec le texte en regard.Ga naar voetnoot(*)
Het teederhartig Meisje.
Hoe lief heeft mij mijn moeder niet,
En hoe bemin ik haar!
Wij zijn altoos zoo weltevreên,
En leven voor elkaâr.
'k Verloor mijn lieven vader vroeg,
En schreide bij zijn graf,
Maar 'k dankte ook vaak den goeden God,
Die mij deez' moeder gaf.
Hoe leerzaam is haar voorbeeld mij,
Hoe edel niet haar hart;
Zij juicht, als andren blijde zijn,
En weent bij hunne smart.
o! Als zij, door een milde gift,
Der armen ziel verheugt,
Dan zie ik, in haar vriendlijk oog,
Een traan van stille vreugd.
| |
[pagina 262]
| |
Wat is zij zacht en gul van aard;
Haar voorbeeld spoort mij aan,
Met hen, die minder zijn dan ik,
Ook minzaam om te gaan.
Ik noem haar Moeder - Moederlief,
Naar vaderlandschen trant;
Zij prent mij liefde en eerbied in
Voor eigen vaderland.
‘U,’ - zegt zij dikwerf - dierbaar kind!
‘Wier aanzijn mij verheugt,
U voed ik op - als 't Almagt wil -
In vaderlandsche deugd.
Word eenmaal toch, 't geen moeder hoopt,
En billijk van u wacht,
Word, door uw braafheid, ook eens de eer
Van Hollands schoon geslacht!’
o, Moederlief! hoop niet vergeefs,
Uw Dina mint de deugd,
En blijft daardoor gewis altijd
Uw blijdschap en uw vreugd.
f. de boer.
La tendre Fille.
Combien ne m'aime pas ma mère!
Et combien je l'aime à mon tour!
l'Une est à l'autre toujours chère;
Notre existence est tout amour.
Bien jeune je perdis mon père;
Je pleurai longtemps son trépas;
Mais pour m'avoir laissé ma mère,
Mon Dieu, que ne te dois-je pas!
Son exemple instruit ma jeunesse;
Son noble coeur forme le mien;
Dans le plaisir et la tristesse,
Il n'a qu'un but, et c'est le bien!
| |
[pagina 263]
| |
Sa main fait-elle, à la misère,
Quelque présent consolateur,
Une larme, sous sa paupière,
Vient m'assurer de son bonheur.
A la fois bonne et généreuse,
Ses leçons me font une loi
De ne jamais être orgueilleuse
Avec des gens moindres que moi.
Je l'appelle Mère-chérie,
C'est l'usage sous notre ciel;
Et mon amour pour ma Patrie
Est né de son coeur maternel.
‘Chère enfant! dit-elle sans cesse;
Toi par qui mes jours sont heureux,
Puissé-je élever ta jeunesse
Dans les vertus de nos aïeux!
Tu seras alors, (j'ose croire
Que mes voeux seront accomplis)
Tu seras l'honneur et la gloire
Du beau sexe de ton pays!’
Mère, toujours, toujours chérie,
Jouis d'un espoir si flatteur;
Car ta fille, toute sa vie,
Fera ta joie et ton bonheur!
auguste clavareau.
|
|