Eene voor onzen tijd gewigtige vraag van den Apostel Paulus overwogen. Naar aanleiding van 1 Kor. I:13a. [Is Christus gedeeld?] Door eenen Hervormden Predikant in de Provincie Groningen. Te Appingadam, bij J. Mekel. 1834. In gr. 8vo. 76 Bl. f. :-70.
Een der tallooze vlugschriften, uitgelokt door de woelingen onzer dagen in de Nederlandsche Hervormde Kerk. De Schrijver geeft aan het slot den hoofdinhoud en de bedoeling van zijn geschrift aldus op: ‘Mijn tweeledig doel was, om aan te toonen, eensdeels: dat het Christendom, hetwelk velen onzer tegenwoordige Hervormde Evangeliebelijders, met eene liefdelooze veroordeeling van andersdenkenden, als het eenige ware voorstellen en aanprijzen, het ware niet is, en ons niet op den regten weg naar den hemel brengt; en anderdeels: dat eene te verre gaande vrijheid in denkwijze, eene onbepaalde toegeving aan de rede, zonder volledige onderwerping aan Gods openbaring in den Bijbel, welke wij in onze belijdenis verklaren, geheel en eeniglijk ten rigtsnoer onzes geloofs aan te nemen, ons tot een ander uiterste voert, hetwelk niet minder onwaar is, en ons evenzeer van het spoor tot ons geluk verwijdert. Ik heb derhalve in deze bladen getracht voor [tegen] alle overdrijving in het eene, zoowel als in het andere te waarschuwen, daarvan af te manen en integendeel tot eenen bezadigden, Christelijken zin, tot echten Godsdienstijver op te wekken.’ Als er tegen de Zeloten van dezen tijd dan volstrekt moet en zal geschreven worden, - niet voor hen, want dat is boter aan de galg gesmeerd, maar voor zwakke en ligt vervoerbare gemoederen, - dan is het in dezen geest nog het beste.