Tafereelen uit de Omstreken der Stad Arnhem, in Kunstplaten, naar de Natuur geteekend door A.J. Couwenberg, Jz. Iste en IIde Aflevering. No. 1 tot 7. Te Arnhem, bij I.A. Nijhoff.
Er komen, ondanks den bloei der Schilder- en Teekenkunst in ons Vaderland, zoo weinig oorspronkelijke Plaatwerken onder ons in het licht, dat wij, ofschoon anders niet gewoon, in ons enkel Letterkundig Tijdschrift, genoemde Kunstwerken, als zoodanig, in hetzelve op te nemen, ons het genoegen niet kunnen ontzeggen, het bovenstaande kortelijk aan te kondigen. Het strekt inderdaad zoo wel de Kunstenaars en de Uitgevers, als ons Vaderland tot eere, en behoort niet slechts op eene ruime ondersteuning van het vaderlandsch Publiek te kunnen rekenen, maar is ook allezins berekend, om de Prentverzamelingen van buitenlandsche Kunstlief hebbers te versieren. Wij wenschen zulks te meer, opdat onze Naburen, vooral de Franschman, gewoon te smalen op ons gézegend Vaderland, als op een ongezond moeras, meer geschikt voor kikvorschen dan voor menschen, zich leeren schamen, bij het beschouwen van streken, die met hunne fraaiste oorden naar den prijs mogen dingen, en waar Natuur en Kunst als schijnen te wedijveren, om dezelve tot een' lusthof te vormen! Inzonderheid vindt het gezegde zijne toepassing op Gelderland, en met name op de zoo bevallige als grootsche omstreken van Arnhem. Wij ontvangen hier van deze een zevental keurig uitgevoerde Tafereelen, waarin teekenpen en graveerstift con amore zich zusterlijk vereenigd hebben, om het oog te treffen, de verbeelding op te wekken, en den lust te ontsteken, om dezelve in natura te beschouwen, bij hem, wien dit genot nog niet te beurte viel. Wij voegen, na deze algemeene aanbeveling, hier nog slechts de vermelding nevens van de bijzondere gezigtpunten, welke hier oordeelkundig gekozen zijn (de teekening is van a.j., de gravure van h.w. couwenberg): 1. Gezigt op de Stad Arnhem. 2. Gezigt op den Rijn beneden dezelve. 3. Vallei