Tijdschrift, (1831. bl. 329 volgg.) zal van deze nieuwe uitgave niet meer, dan eene aankondiging noodig zijn. De Hooggeleerde Schrijver berigt, den tekst, behoudens noodige verbeteringen, onveranderd te hebben gelaten. In de aanteekeningen heeft hij van de hem gelaten vrijheid, volgens zijn beste weten, gebruik gemaakt, om het gebrekkige aan te vullen, het gezegde hier en daar op te helderen of met nieuwe bewijzen te staven, en om zoodanige opmerkingen in het midden te brengen, als zijne vurige zucht voor het heil van het Christendom in het algemeen en van de vaderlandsche Kerk in het bijzonder hem opgaf. De twisten echter, sinds het schrijven der Verhandeling ook in Nederland aangewakkerd, liet hij meestal onaangeroerd. In des Hoogleeraars vrees deelen wij niet, dat hij misschien reeds te veel gaf met de hoogst belangrijke aanteekening, D. II, bl. 99-105. [Naar deze noot wordt in den tekst der Verhandeling, D. I, bl. 256, verwezen door (128), moet zijn (128*), gelijk ook aldaar, denkelijk na het laatste woord der bladzijde, moest staan (128**)]. De bladzijden der oorspronkelijke uitgave zijn op den kant aangewezen, en de Verhandeling wordt ook hier door eene breedvoerige en keurige inhoudsopgave voorafgegaan. De nieuwe aanteekeningen zijn door [] onderscheiden. Ds. storm, die nog als Student naauwkeurige Bladwijzers op dit werk van zijnen Leermeester vervaardigde, heeft ook nu dezelve op nieuw nagezien. Met één woord, door Schrijver en Uitgever is geene moeite gespaard, om dezen nieuwen druk met den voortreffelijken inhoud van het geschrift in eenige overeenstemming te brengen; waarom wij dan ook iederen Godgeleerde, die de uitgave in 4to niet bezit, aanraden, zich dezen weluitgevoerden druk aan te schaffen.