letterkundigen; zij zelve waren kenners en hoogachters van alwat der taal en uitdrukking der denkbeelden in het verkeer bevalligheid kon bijzetten, en in dit boekje worden hun lage, gemeene uitdrukkingen in den mond gelegd. Maar stellen wij dit alles nu nog eens ter zijde, en laten wij het ons welgevallen, dat lucretia in de nieuwere Tragedie de personen van jokaste, klytemnestra, medea en messalina moet vervangen, dan nog herinneren wij onzen Schrijver (die, daar hij Latijnsche werken aanhaalt, ook wel Latijn zal verstaan, en zich anders tot de bron kan vervoegen, waaruit hij zijn Diarium heeft geput) aan het:
Digna geri promes in scenam; multaque tolles
Ne pueros coram populo Medea trucidet;
Aut humana palam coquat exta nefarius.
Het schrijven van Historisch-Romantische Tafereelen moge iedereen even na zijn, het is voorzeker iedereen niet even nut (geraden of oorbaar); en de Heer zeeman vertoont daartoe alvast geene roeping.