Dagverhaal van Jean Migault, of wederwaardigheden van een Protestantsch Huisgezin uit Poitou, ten tijde der herroeping van het Edict van Nantes. Naar een Handschrift, onlangs gevonden bij een' der nakomelingen van den Schrijver. Uit het Fransch vertaald, door P.B. Bähler. Te Amsterdam, bij W. Messchert. 1835. In gr. 8vo. 118 Bl. f 1-20.
Wij zijn het eens met den Vertaler, dat het dagverhaal van jean migault, als een echt gedenkstuk uit den tijd der vervolging om de Godsdienst in Frankrijk, belangrijk genoeg is, om ook in onzen tijd nog uitgegeven te worden, en dat geen weldenkend mensch, hij zij Protestant of niet, deze bladzijden zonder eene levendige aandoening zal lezen.
Migault was schoolonderwijzer en voorlezer te Moullé, naderhand te Mougon en te Mauzé. Hij was echtgenoot van eene voortreffelijke vrouw en vader van veertien kinderen. Gedurende de vervolgingen, welke de Protestanten in het laatst der zeventiende eeuw in Frankrijk te verduren hadden, werd migault en zijn huisgezin van plaats tot plaats verdreven, verloor alle zijne bezittingen en middelen van bestaan, en verduurde de vreeselijkste gevaren en de meest barbaarsche behandelingen. Geheel ter nedergeslagen door het verlies van zijne echtgenoote, in radeloozen angst over het lot van zijne kinderen, welker verblijf hem toen onbekend was, liet migault zich door beloften en bedreigingen, in eene vlaag van wankelmoedigheid, overhalen, om een formulier van afzwering van het Protestantsch geloof te onderteekenen. Maar met een opregt berouw beweende de brave man dezen zijnen val, dien wij hem, in de gegevene omstandigheden, niet zóó zwaar zouden hebben toegerekend, en keerde tot de gemeenschap der Protestanten, onmiddellijk nadat hij zijne vrijheid uit de gevangenis verkregen had, terug. Toen hij, na eene inderdaad wonderbare ontkoming van de grootste gevaren, zich te Rochelle ingescheept hebbende, met zijn huisgezin in Holland aangekomen was, herriep hij, met openlijke schuldbelijdenis, ten aanhooren van de gemeente, in eene Fransche kerk te Rotterdam, zijne afzwering, en werd aldaar door den Kerkeraad der Waalsche gemeente, op den 12 Mei 1688, weder onder het getal der lidmaten opgenomen. Des mans