ganist, wiens koraalspel altijd, door eenen deftigen stijl, gelijkvormigen gang en zinrijken inhoud, iederen kenner bevalt. Het was ons daarom aangenaam, bovengemeld werk van zijne hand te ontvangen, verwachtende daarin juist datgene te zulen vinden, wat ons bij 's mans orgelspel menigmaal trof. Wij hebben ons in onze verwachting niet bedrogen. Wel vinden wij in deze compositie niet dien rijkdom van idéën, welken wij dikwijls in het koraalspel van den bekwamen Organist opmerkten; maar wij moeten in het oog houden, dat de Heer hauff eene eenvoudige handleiding wilde leveren, die ook door de minst ervarene Organisten kan gevolgd worden, en, hieraan getrouw willende blijven, moest hij in acht nemen niet te figuraal te worden. Trouwens, men moet in het koraalspel immer dien ernstigen, deftigen gang, welke hetzelve zoo indrukwekkend maakt voor het hart van allen, die niet geheel van muzikaal gevoel ontbloot zijn, zoeken getrouw te blijven, en hetzelve zoo min mogelijk van figuren voorzien, met het doel, om hierdoor den zin der woorden te verhoogen. Tot ergernis van den Muzijkkundige merkt men het al te dikwijls bij Organisten, die op eenen hoogeren trap van bekwaamheid meenen te staan, dan de rest hunner kunstgenooten, dat zij deze gewaande meerderheid aan den dag leggen door het koraalspel meer figuurlijk te maken; men verandert de melodij dikwijls door smakelooze loopen, en ontneemt het spel den grond en de noodige harmonie, door allerlei bewegingen en versieringen in de baspartij te brengen; terwijl men al verder, zonder te letten op den geest van het geheele lied, alleen staroogt op woorden, als daar zijn: donderen, beven, schudden. stormen, stilte enz., ten einde dezelve op eene nadrukkelijke wijze te
karakteriseren. Inderdaad, men ontsticht hierdoor de Godsdienst. - De Duitschers zijn weder ongemerkt teruggekeerd tot den ouden, gestrengen stijl in de koraalmuzijk. Laten wij niet achterblijven, maar ook ons best doen, om der kerkmuzijk dien vorm en geest terug te geven, die aan de stille, ernstige Godsdienstoefeningen passen. Mogt dit werk van den Heer hauff, opgedragen aan een' van Groningens eerste voorstanders der Muzijk, het zijne toebrengen, om de begeleiding van het kerkgezang meer en meer te doen zijn, wat zij zijn moet, eene ondersteuning en leiding van het gezang en verhooging van het zedelijk en godsdienstig gevoel, in de liederen gelegd!