ons eene voorstelling der lotgevallen van jakoba van beijeren geeft, waarbij deze altijd medelijden verdienende Vorstin niet alleen als onschuldig aan de haar te laste gelegde wreedheid en dartelheid voorkomt, maar zelfs ons verschijnt als een Engel in menschengedaante, die aan de vervolging der boozen op dezen aardbol ten doel heeft gestaan. Verre zij het van ons, de ons onbekende Dame het regt te betwisten, om alzoo een bewijs der mogelijkheid te leveren, dat alwat, volgens heerschende overeenstemming bij verschillende Schrijvers, waarheid is, zulks zijn kan, zonder dat van jakoba in eenig opzigt bewezen is, dat zij haar lot ten deele verdiend heeft; en verder, om, waar de berigten verschillen, aan dezulke de voorkeur te geven, die het best overeenstemmen met het doel van haren Roman. Doch, terwijl wij al deze vrijheid aan de Romanschrijfster onbedongen toekennen, en even min als deze met bilderdijk's al te gestreng of liever hatelijk partijdig oordeel over jakoba instemmen, zij het ons tevens vergund, de geschiedenis steeds van de romantische inkleeding af te zonderen, en te betuigen, dat wij, ja, met levendige deelneming dit werkje gelezen hebben, en hetzelve bijzonder het romanlezend publiek aanbevelen, maar desniettegenstaande zóó gunstig over de heldin dezer opgesierde geschiedenis tot heden niet kunnen denken, als de geachte Schrijfster zulks schijnt te doen. Eindelijk zouden wij wel gewenscht hebben, de volgende zinsnede in het avant-propos niet te hebben gevonden: Deux romans ont été publiés sous le titre de Jacqueline de Bavière, l'un en Hollandais par loosjes, l'autre en Français par cohen; ils ne m'ont paru offrir ni l'intérêt du roman, ni
l'intérêt de l'histoire. Daargelaten, of deze uitspraak gegrond is, zij is altijd zoodanig uit de hoogte, en kenschetst zoo veel minachting voor den arbeid van anderen, dat het ons leed deed haar te vernemen. Waarom niet liever kortelijk vermeld, dat die romans van loosjes en cohen bestonden, onder bijvoeging, dat het tegenwoordige werk uit een ander oogpunt geschreven, op eene andere wijze zamengesteld, en, zoo de Schrijfster zich vleit, na den arbeid harer voorgangers niet overtollig is? Waarom, vragen wij, niet liever op dergelijke wijze gesproken? Het stond dan aan anderen, haar werk boven die van loosjes en cohen te verheffen. Nu heeft de Schrijfster dit zelve