Doch (dit daargelaten) het moeit mij, dat dit werkje, welks uitwendige en fraaije druk er zoo bevallig uitzien, en waarvan een vignet van velin den titel versiert, (schoon het gelaat en de houding van den Geestelijke, daarop voorkomende, niets uitdrukken van hetgeen zij moesten) - het moeit mij, dat men er vrij wat in ontmoet, waarop aanmerkingen te maken zijn. Als hinderlijke schrijf- of drukfouten, merkte ik op (op bl. 59): simon hasselaar was eene weduw van zesenveertig jaren, in plaats van kenau, en (op bl. 275 en 280) de Kanselier pekkias voor pekkius. - Op bl. 286 wordt uitenbogaert eensklaps uit Rouaan naar Rotterdam verplaatst, zonder dat gezegd wordt, hoe hij, daar hij uit het land gebannen was, derwaarts komen kon. Men moest hier noodzakelijk, wegens maurits' dood, fredrik hendrik's opvolging in het Stadhouderschap, en diens meerdere gematigdheid, eenig kort berigt gedaan hebben.
Maar, hetgeen van meer belang is, en wij niet weten, hoe het der Schrijfster uit de pen heeft kunnen vloeijen, komt voor op bladz. 105: ‘De vaderlandlievende magdalena moons, van welke men nooit hoorde, dat zij, later, (dat is, na het ontzet van Leiden) de echtgenoote van eenen baldez geworden is’ enz. en, ‘na die tijding (van het gemelde ontzet wederom) den minnaar vaarwel zeggende, zal zij’ enz. Het huwelijk toch van magdalena met baldez, of valdez, is buiten alle tegenspraak zeker, zoo wel als dat zij, met gemelden haren man, dien zij niet lang bezat, in Braband (waarschijnlijk te Antwerpen, waar zij eene gehuwde zuster en andere verwanten had) heeft geleefd, en daarna gehuwd is geweest, eerst met willem de bie, of de bije, en, na diens over. lijden, met Jonkheer jurriaan van lennep, met welken laatsten zij eerst het Huis te werve, bij Voorburg, en daarna de stad Utrecht bewoond heeft, waar zij, in hoogen ouderdom, zonder kinderen na te laten, overleden is. Nog onlangs heeft men het voornaamste hiervan in het licht gesteld kunnen zien door Mr. w. bilderdijk, in het zesde Deel zijner Geschiedenis des Vaderlands, uitgegeven door Prof. h.w. tydeman, op bl. 178, en in des laatsten Bijvoegsels, aldaar op bl. 271 env. in de aant. 3, waarin bilderdijk's berigt verbeterd wordt. Vroeger ondertusschen vindt men bewijs van het betwiste huwelijk in een stuk, hetwelk