Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op Cornelis Loots. Wat zijt gij prat, als de ijd'le bruid, Beroofde en altijd rijke Maagd, Op de eerkroon, die uw schedel draagt! De tijd rukt ied'ren steen er uit. Al spat, bij d' onafkeerb'ren stoot, Een sprankel over 't treffend staal, De tijd behaalt de zegepraal En reikt zijn offer aan den dood. Hij stierf, die, steeds ten kamp gereed, Voor u in 't stuivend strijdperk trad, En van uw kroon elk lauwerblad In 's vijands oogen branden deed. Hij zwijgt, die nooit, gedwongen, zweeg; Op wiens van vuur gevormde ziel De mantel van den Ziener viel, Die afgestreên ten hemel steeg. Hij viel, de rijkbegaafde loots! In wien een Godheid nederstreek. Die voor geen magt op aard' bezweek, Bezweek voor de ijz'ren hand des doods. Beween zijn' dood, bewaar zijne asch, En zet zijn' onvergeetb'ren naam Op 't schel klaroen der vlugge faam, O volk! wiens kampioen hij was! Of heeft hij niet uw' roem verbreid, Toen rang noch roem voor u bestond? En stichtte hij niet op uw' grond Een' tempel der onsterf'lijkheid? [pagina 724] [p. 724] Streed niet zijn veder voor uwe eer, Toen 't zwaard moest rusten in de scheê? En wierp hij ooit, in 't duld'loos wee Der tirannij, dit wapen neêr? Trots zegepraal op zegepraal Van 't onverwinnelijk geweld, Bleef immer in zijn vuist bekneld De bliksem van uw schoone taal; Hij bleef getrouw bij elke grief, En hief het hoofd op in den nood, En hart'lijk had hij, tot zijn' dood, De vrijheid, maar ook de orde, lief. Die keursteen brak, o Amstelstad! Het was uw rijk, uw kost'lijk deel; Maar ieder gruisje van 't juweel Blijft nog in smijdig goud gevat. Wie vaderland en kunst waardeert, Roemt loots, wiens luister vlek'loos scheen; Want vaderland en kunst zijn één Bij hem, wien 't Hollandsch hart vereert. Rotterdam. l. van den broek. Vorige Volgende