Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBij de feestviering van het vijftigjarige bestaan der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.Ga naar voetnoot(*)Wat blijde feesttoon stijgt in 't rond,
En klinkt vereend uit ied'ren mond,
En rijst uit elke nijv're woning!
Wat blijdschap, die op elks gelaat
In zigtb'ren dank te lezen staat!
Is 't feest voor Neêrlands dierb'ren Koning?
Heeft weêr de liefelijke vreê,
Op Neêrlands vaak herhaalde beê,
Haar' nieuwen loop voor de aard' begonnen?
Of heeft weêr Nederland in 't veld
De lauw'ren voor zoo menig held,
Of nieuwen roem door kunst verwonnen?
Neen! 't is geene eer, in 't veld behaald,
Of kunstroem, die deez' dag bestraalt;
Neen! 't is geen feest voor enkel grooten;
Het is een feest voor 't algemeen;
De tempel is voor iedereen,
Wie hij ook zij, of waar, ontsloten.
Treedt binnen, feestgenooten! kom,
O Nederlander! van alom,
| |
[pagina 583]
| |
En doe den blijden feesttoon hooren!
Hef aan, van welken rang of stand!
Uw toon klink' vrij door Nederland,
En dreun' den nagebuur in de ooren!
Het is geen ijd'le jubelkreet,
Waarbij zich pligt en deugd vergeet,
Die dart'lend hier wordt aangeheven;
't Is een veel liefelijker toon,
De lof van 't ware, goede en schoon',
Dat godsvrucht weldoend deed herleven.
Het is het feest der Maatschappij,
Wier doel is, eenig in waardij,
Verlichting om zich heen te spreiden;
Die bijgeloof en dwaling weert;
Den mensch zijn' pligt en waarde leert,
Om hem tot hooger op te leiden.
Ten hoogtijd dan met blijden geest!
Beschaving viert een heug'lijk feest;
Zij zag den schoonsten morgen gloren;
Het duister week, de dag verscheen,
Die licht bragt aan het algemeen,
En deugd en kennis werd geboren.
Dat licht ontstak deez' Maatschappij;
Het scheen dit halve eeuwgetij',
En drong in hutten, als in zalen,
En koesterde door zijnen gloed,
Gelijk de zon het aardrijk doet,
Als zij haar' glans laat nederdalen.
Triumf! heft aan! de dag is daar, -
De dag, waarop, vóór vijftig jaar,
De Hemel nieuwe gunst kwam schenken:
Toen werd deez' Maatschappij gesticht,
En 't goede, dat zij heeft verrigt,
Doet dankbaar ons dit feest gedenken.
Schoon is 't, kunsten aan te kweeken,
Eer te winnen in den strijd,
Aan de kunsten toegewijd;
Of zijn vaderland te wreken,
Strijdende in het oorlogsveld
Tegen onregt en geweld.
| |
[pagina 584]
| |
Schoon is 't, dan een feest te vieren,
Waar men met laurieren praalt,
Roemrijk in den strijd behaald,
En de kruin met loof te sieren,
Door den glans van eer omstraald.
Maar, hoewel in minder luister,
Met eenvoudig prijkend schoon
Blinkt, o Maatschappij! uw kroon;
Als de zachte maan in 't duister,
Spreidt gij uwen glans ten toon.
Stemt het lied dan, blijde scharen!
Voor deze achtb're Maatschappij,
Die, van eerbejag steeds vrij,
Werkte, nu reeds vijftig jaren,
Aan het heil van 't algemeen:
Schooner doel toch is er geen.
Aug. 1834.
|
|