Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De prins en de arme vrouw. Eene arme vrouw, een goede ziel, Kwam tot den Prins, en bad met smarte, Den zoon, die in de loting viel, Toch niet te ontrukken aan haar harte. De Vorst, meêwarig van gemoed, Doch tevens van manhaftig bloed, Spreekt: ‘Stel u, goede vrouw, tevreden! Ik mag niet letten op uw beden: Soldaten heeft de Staat van doen, En - is 't geen stand van goed fatsoen? Ik zelf, schoon Prins, ben ook soldaat.....’ De sloof herneemt met drift: ‘Wat praat! Gij leerdet ook niets aêrs aan 't Hof; Mijn zoon is snijder, met verlof!’ Vorige Volgende