De sultan tot inkeer gebragt.
(Uit een Arabisch Handschrift.)
Sultan mahmoud had, door zijne gedurige oorlogen buiten- en zijne dwingelandij binnenslands, alomme verderf en verwoesting verspreid, waardoor ten laatste half Perzië was ontvolkt geworden. Zijn Grootvizier, begeerig hem waarheid te verkondigen, maar beducht voor zijn hoofd, wendde het over een' anderen boeg, ten einde de eene te doen kennen en het andere te behouden. Hij gaf voor, dat een Dervisch hem onderrigt had gegeven in de spraak der vogelen, en dat hij het daarin zoo ver gebragt had, dat geen vogel den bek konde opendoen, zonder dat hij de woorden verstond. Op zekeren avond, dat beiden van de jagt terugkeerden, zagen zij twee nachtuilen, gezeten op een' boom, die een' zeer vervallen' muur tot steunsel verstrekte. ‘Ik wilde wel eens weten,’ sprak de Sultan tot zijnen Vizier, ‘welk het onderwerp is van het gesprek dezer twee uilen; beluister hun onderhoud, en deel mij mede, wat gij gehoord hebt.’ Ten gevolge van dit bevel, naderde deze den boom; en, na eenige oogenblikken, zoo 't scheen, oplettend geluisterd te hebben, keerde hij tot den Sultan terug, en zeide: ‘Grootmagtig Heer! ik heb een deel van hun gesprek aangehoord; maar - ik durf het u niet herhalen.’ De Sultan liet zich met dit antwoord niet afwijzen, maar gelastte den Vizier, hem woord voor woord over te brengen, wat de vogels gesproken hadden. ‘Weet dan, grootmagtig Heer!’ sprak nu de Staatsdienaar op den eerbiedigsten toon, ‘dat een dier uilen eenen zoon, de andere eene dochter heeft; en dat zij, verlangende hunne kinderen met elkander te vereenigen, te zamen onderhandelen over de voorwaarden. De vader des jongelings zeide tot dien van het meisje: ‘Broeder, ik stem in de verbindtenis, onder beding, dat gij aan uwe dochter, tot huwelijksgift, vijftig verwoeste dorpen geeft.’ Waarop deze hernam, dat hij, in stede van vijftig, haar vijfhonderd wilde medegeven, bijaldien de Hemel
aan Sultan mahmoud een lang leven vergunde, naardien hij overtuigd was, dat, zoo lang die Vorst regeerde, het niet aan verwoeste dorpen zoude ontbreken. - Het verhaal zegt, dat de Sultan dermate getroffen werd door deze fabel, dat