Eugenius Aram, of de geheimzinnige Misdadiger. Naar het Engelsch van E.L. Bulwer. In III Deelen. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. 1833, 34. In gr. 8vo. Te zamen 634 bl. f 6-75.
Bekend is sedert lang de begaafdheid van bulwer als Romanschrijver. Ook dit zijn nagenoeg laatste werk, hetwelk goed vertaald is, logenstraft het gunstig gevoelen niet, dat de naam des oorspronkelijken Schrijvers ieder inboezemt. Schoon men reeds bijna van den beginne vooruitziet, dat Aram eene misdaad op zijn geweten heeft, wekt hij steeds onze belangstelling, dikwerf zelfs onze hoogachting: want hij betoont zich telkens als een diepdenkend geleerde en een edel mensch. Men vermoedt dus, dat hij door hartstogt, overijling, verleiding, dwaling, of ten gevolge van een' schijnbaren strijd van pligten, zich eenmaal moet vergrepen hebben. Wanneer men nu eindelijk ontdekt, niet alleen waaraan, maar vooral jegens wien en hoe hij schuldig geworden is, keuren wij de misdaad wel af, maar Aram wordt ons medelijden niet onwaardig, en zelfs in zijne gebreken behoudt hij zekere grootheid van ziel. Het treurige der ontknooping wordt verzacht door het geluk, dat aan twee achtingwaardige personen ten deel valt; en het telkens doorkomende sombere in de hoofdgeschiedenis wordt verpoosd door vrolijke en lachverwekkende tafereelen, waartoe onder anderen het wxèl volgehoudene karakter van Korporaal Bunting niet weinig bijdraagt. Wij gelooven dus, dat deze Roman de eer der vertaling verdiende.