Neêrlands Toekomst, door Hendrik Kuyper, Gz. Te 's Gravenhage, bij G. Vervloet. 1834. In gr. 8vo. 8 Bl. f : - 20.
Onder dezen veel omvattenden titel, roemt de maker van dit dichtstukje, in de 5 eerste coupletten, de standvastigheid van Nederland onder de tegenwoordige schokken, en voorspelt aan hetzelve, in de 5 laatste, alle heil, indien het aan de eendragt, welker stem hij uit den hemel hoort, getrouw blijft. Nu, de zaak is waar en goed, maar de dichterlijke vinding en voorstelling alles behalve uitstekend. Des makers welmeenende vaderlandsliefde worde hierin gaarne erkend; maar meer echten dichterlijken gloed, niet slechts dichterlijke uitdrukkingen, zou men even gaarne zien. - Stijl en taal laten nog al iets te wenschen over. Woorden en spreekwijzen toch, als b.v. de volgende, zijn met naauwkeurigheid en gepastheid niet overeen te brengen; huiverend voor huiveringwekkend; een schoon verschiet op het wankele spel zetten; en voor noch, (coupl. 4) waar noch voorgegaan is, en de zin steeds ontkennend blijft; Koningstrouw, d.i. trouw des Konings, of Koninklijke trouw, voor trouw aan den Koning; een slagboom, die een ijzeren welf of gewelf is; het bliksem-kraken van het rot, dat het verzwakt Euroop ontvonkte in brand; zijne hulde aan iemand te gemoet brengen, voor enkel brengen of toebrengen. - Met de geslachten en naamvallen (en zoo ook met de leesteekens) is het mede niet altijd in orde, hetwelk somtijds zelfs dubbelzinnigheid veroorzaakt, zoo als: de eik die zelf geen bliksem spleet, 1. de eik, dien enz.; de slagboom, die uw moed - heeft in den weg gesteld, 1. de slagboom, dien enz. Verder bl. 6: de lauwer, de roem, (vierde naamval) voor
den lauwer enz.; bl. 8 zou men voor elk vorstenstoet