Leerrede ter herdenking eener vijfentwintigjarige Evangelieprediking, gehouden op het Feest van Jezus Opstanding, den 8 April 1833, in de Kerk, te Hoogeveen, door A.J. van der Veen. Te Heerenveen, bij F. Hessel. 1833. In gr. 8vo. 30 Bladz. f : - 50.
Wij wenschen den Heer van der veen van harte geluk met het beleven van den dag, die tot het uitspreken dezer Leerrede heeft aanleiding gegeven; maar gelooven niet, dat zijn Eerw. veel roem zal inoogsten van derzelver uitgave. Wij hadden van hem iets beters verwacht. Hoe genegen ook, om ‘goedgunstig de gebreken te verschoonen, die wij er in aantreffen, en het doel en hart in aanmerking te nemen,’ wij mogen niet anders, dan ronduit verklaren, dat dit stuk naauwelijks op den naam van middelmatig kan aanspraak maken, en dat de Schrijver zijne Leerrede niet te veel vernedert, wanneer hij, in het Voorberigt, zijne ‘gebrekkige opstellen’ bij de ‘Leerredenen van voortreffelijke, rijk begaafde en welsprekende mannen, als: muntinghe, van der palm, clarisse, van hengel, prins, broes, wildschut en anderen’ vergelijkt, ‘als een nachtlicht bij de zon.’!!