Nieuwe soort van gezigtkundige begoocheling.
Deze gezigtkundige begoocheling kan door elk gemakkelijk worden daargesteld op navolgende wijze: Neem of maak van wit karton een rond of schijf van ten minste 25 duim middellijns. Verdeel dezelve, door middel van lijnen, in zeker getal gelijke vakjes, 16 bij voorbeeld, alle op het middelpunt uitloopende. Maak nu, digt aan den rand en in de rigting der verdeelingslijnen, eene reeks van langwerpige gaten, zoo ge wilt spleten, van 3 à 4 streep wijdte en 2 duim lang. Maak de achterzijde des kartons zwart, en boor, eindelijk, een klein gaatje in het middelpunt, ten einde de schijf rondom een ijzerdraad of groote naald kan draaijen. Nu teekene men op de vakjes een stel beeldjes, welke trapswijze van de eene houding tot de andere overgaan. De toestel aldus gereed zijnde, doe men denzelven vrij snel draaijen voor een' spiegel, de witte zijde naar het glas gekeerd, en zie met één oog door de soort van gaas, door de gaten of spleten in derzelver ronddraaijing schijnbaar gevormd, zoodat men de beeldjes of figuren der schijf in den spiegel aanschouwe. Nu gaat, met betrekking tot het oog, van dezelfde plaats een beeldje uit, dat telkens eenigzins verschilt van dat, hetwelk hetzelve is voorgegaan, in zulker voege, dat, wanneer de snelheid der beweging groot genoeg is, om al deze opeenvolgende indrukken aan elkander te verbinden, men elk dezer kleine beeldjes trapswijze van houding meent te zien veranderen. Bij voorbeeld, men ziet een' kleinen dan ser, die eene pirouette maakt. Naar de volgreeks der beeldjes ziet men denzelven al sneller en sneller draaijen, verzeld van die ligchaamsbewegingen, welke aan de beeldjes bij opvolging door den teekenaar gegeven zijn, tot dat hij tot de eerste houding terugkeert; terwijl de grond, waarop hij staat, geheel dezelfde is in al de vakjes, en dus onbewegelijk schijnt. Deze begoocheling is volkomen, en men kan dezelve tot in het oneindige doen afwisselen. De proef slaagt het best bij den avond,
wanneer men het licht tusschen den spiegel en de schijf, zeer digt bij laatstgenoemde, plaatst. Wil men de werking bij dag waarnemen, zoo hange men den spiegel tegen een venster, opdat de schijf het meestmogelijke licht ontvange. Ook is zekere afstand van den spiegel noodzakelijk. Is men er te digt bij, zoo verliezen de figuren hare juistheid. Om de begoocheling volkomen te doen zijn, moeten de figuren goed geteekend, geschaduwd en gekleurd zijn.