Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 618]
| |
eenige aanmerkingen vergezeld, aan U te doen toekomen, met verzoek een en ander in uw Tijdschrift te doen opnemen. Zeker Fransch Improvisator, met name de pradel, deed te Parijs zijne gaven hooren, en de Redactie geeft van 's mans talent een satyriek verslag - maar een verslag, waarvan de eerste volzinnen elk Christenhart met smart en verontwaardiging moeten vervullen. Ik geef de Fransche lastertaal hier in het oorspronkelijke. Vooreerst, om den schijn niet op mij te laden, als hadde ik den eerloozen Franschman, in mijne vertaling, verongelijkt; ten andere, omdat onze degelijke moedertaal te eerwaardig is, om dezelve, door het overbrengen van Godslasteringen, te ontluisteren; ten derde, omdat ik, geheel vervuld met een diep afgrijzen voor den hoon, onzen gezegenden Verlosser aangedaan, het beneden mij keure, zulk eene schandtaal te vertolken; het bloot afschrijven is reeds te veel! Met ware hoogachting noem ik mij
UEd. dienstv. Dienaar
G.
| |
Une séance d'improvisation.Parmi les choses incroyables de ce monde, je ne connais rien de plus pétrifiant que la tentative véritablement pulmonaire d'improviser une tragédie en cinq actes et en vers, une tragédie d'aristote. Ce prodige, je l'ai vu. Et si, par hasard, dans le cours de ma vie, je rencontrais, sur le boulevard ou ailleurs, M. eugène de pradel, avec sa chevelure hérissée, son habit noir et sa physionomie melpomènique, je pourrais dire comme pontius pilatus, le proconsul de la Judée: Ecce homo. M. de pradel est le jésus-christ de la tragédie. Il a souffert, été crucifié et applaudi pour elle le mardi 13 novembre, dans la rue Chantereine, heure de huit du soir. (En nu verwisselt de vuige lasteraar zijne heiligschennende taal met die der ligtzinnigheid, onmiddellijk, aldus:) La salle était parfaitement éclairée: c'est une justice à lui rendre. Il y avait dans la foule des notabilités académiques; on ne saurait étre plus galant. Enfin, on y comptait plusieurs dames fort jolies, et le théâtre contenait vingt-sept musiciens d'un régiment de ligne, qui donnaient de la trombonne à la muse de M. de pradel. | |
[pagina 619]
| |
Ja, Lezers! bovenstaande schandelijke woorden lezen wij in - en waarin zouden wij die anders kunnen lezen, dan in - een Fransch dagblad? Maar, waarom - vraagt gij - geeft gij aan Nederlanders de eerlooze taal van een' eerloozen Franschman te lezen? En moest onze vaderlandsche drukpers zich zien bezoedelen door de overname van zulke Godslasteringen? Zij onzer Lezeren, die deze vragen doen, toonen hierdoor nederlanders te zijn; dat is, zij leggen aan den dag, tot een volk te behooren, dat het diepste afgrijzen betoont, wanneer het heilige, door onheilige handen en onreine lippen van Fransche ligtzinnigen, wordt aangerand; want, dat eenig ander volk op den aardbodem zoo laag zou kunnen zinken, zal wel niemand voor waarschijnlijk durven houden. Wij deelden bovenstaande lasteringen alleen dáárom mede, of het bij sommigen onder onze Landgenooten eenig nut stichten mogt. Bij verreweg de grootste meerderheid zijn zoodanige bemoeijingen, Gode zij dank! als noodeloos te beschouwen. Hoort men, in deze dagen, de algemeene gesprekken, dan hoort men overvloedige klagten over de jammeren des tijds en de rampen, ons Vaderland beschoren; maar men vergeet dikwerf geheel aan de bron en oorzaak onzer ellende te denken; men verliest Frankrijk en de Franschen geheel uit het oog, en sommigen pogen den indruk van het treffend leed te verzachten, door over eene heerlijk uitgevoerde Opéra, in den Franschen Schouwburg, te spreken, of te schertsen over eene of andere zedelooze Vaudeville, waarin Monsr. A. en M B. zijn of haar talent brillant hebben ten toon gespreid.En doet de rondborstige Hollander dan daarbij zijne stem hooren, o ja, dan stemt men toe, dat Nederland aan Frankrijk weinig verpligting heeft, maar voegt er bij, dat men alle Franschen niet op dezelfde wijze moet beoordeelen, en dat er zich onder hen vele achtingwaardigen bevinden; b.v. de Gouverneur bij Mevr. A. en de Gouvernante bij den Heer B. ‘Ah!’ - zoo heet het, - ‘de Acteur C. is zulk een charmant man! Hij detesteert zijne eigene Natie! Gisteren nog zeide hij, dat louis Philippe affreus met ons handelde.’ Zeide hij dit? - Zeker met geene andere bedoeling, dan om Hollanders, onder wie hij thans naar een middel van | |
[pagina 620]
| |
bestaan zoekt, te misleiden en voor zich in te nemen. Een Franschman kent geene andere Godheid, dan zijn eigenbelang; en naar mate hij zich, als een lid der zoogenaamde groote Natie, lager vernedert, naar die mate poogt hij het bedrog des te spoediger vruchten voor zijne beurs te doen dragen. Schier ieder Volk heeft ellendelingen opgeleverd, die met God en Godsdienst den spot dreven; maar bij geen Volk op aarde is de verachting voor al wat heilig is meer nationaal, dan in Frankrijk.Ga naar voetnoot(*) Men heeft er de kruisen van en uit de kerken geworpen, en - de groote Natie heeft dit, als ware het eene heldendaad, bewonderd! Men verklaart er, dat het bestaan van het Christendom heeft opgehouden, en het galante Parijs stemt dit gereedelijk toe! Thans vergelijkt men ...... maar wij willen de schandelijke woorden niet herhalen. Wij willen niet spreken over dien Monsr. pradel en zijne 433 zoogenaamd geïmproviseerde Treurspelen; geen Franschman heeft ooit onzen de clercq, in onze moedertaal, hooren improviseren, en wij schenken hun hunne improvisatiën en geïmproviseerde Treurspelen, die even ellendig zijn als dat, wat zij onlangs op de grenzen van ons Vaderland kwamen vertoonen! maar wij wilden deze bijdrage openbaar maken, ten einde onze Landgenooten zien, bij vernieuwing zien zouden, wat Fransche ligtzinnigheid, zedeloosheidGa naar voetnoot(†) en nationale ongodsdienstigheid in staat zijn, aan de bandelooze drukpers te vertrouwen. | |
[pagina 621]
| |
De lastertaal van den onwaardigen Franschman, als zoo danig, in het licht te stellen, zal als geheel noodeloos kunnen beschouwd worden, en den Hemel zij dank! dat die aanwijzing voor eenvoudige en tot eene kleine Natie behoorende Nederlanders noodeloos is; maar aan hen, die, in al hun doen en laten, al wat slechts Fransch is of Fransch moet heeten, bij voorkeuze, aankleven, moge het bijgebragte fragment doen zien, aan welk een Volk zij den wierook hunner hulde brengen! Dat menschen, die allen eerbied voor het heilige hebben uitgeschud, het heiligste kunnen lasteren, wekt geene bevreemding; maar dat zulks, geheel straffeloos, in een Christenland geschiedt, moet diepe verontwaardiging, ja afgrijzen baren. En wanneer men dan zich schikt en wringt en plooit, om, in taal, gebruiken en zeden, meer en meer naar dat Volk te gelijken; wanneer men zendelingen van hetzelve gretig opzoekt en volvaardig aanneemt, om de opvoeding van het opkomende geslacht, van ons dierbaar kroost, te besturen en te voltooijen - als bestond daartoe in Nederland en bij Nederlanders geene gelegenheid; welke bewoordingen zullen wij dan gebruiken, om onze smart te betuigen, dat iemand, die Nederlander heeten wil, zoo ontzettend laag kan zinken? Landgenooten! (want Hollanders durven wij u niet noemen) het is u dikwerf genoeg gezegd en door de ervaring gestaafd, dat de overhelling tot al wat Fransch is, in het einde, de verderfelijkste gevolgen naar zich moet slepen, en echter ..... ‘En echter ... willen wij geene strafpredikatiën; en echter begeeren wij, ondanks alle uwe argumenten, ons door u geene wetten te laten voorschrijven; maar doen, wat ons gepast voorkomt en ons welbehagelijk is!’ Wij houden evenmin strafpredikatiën, als dat wij zouden begeeren als wetgevers van anderen op te treden; maar met | |
[pagina 622]
| |
een hartelijk medelijden beschouwen wij een iegelijk, die zoo diep heeft kunnen zinken, dat hij een Volk vereert, hetwelk deszelfs gewaande grootheid alleen daardoor kan staven, dat het, boven alle Volken der Christenwereld, uitmunt in de rampzalige kunst om het heiligste te lasteren. |
|