Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 593]
| |
Mengelwerk.De toekomst van Europa.‘.... Der Mensch, der zur schwanken der Zeit auch schwankend gesinnt ist,
Der vermehret das Uebel, und breitet es weiter und weiter;
Aber wer fest auf dem Sinne beharrt, der bildet die Welt sich.
Und gedächte Jeder wie ich, so stünde die Macht auf
Gegen die Macht, und wir erfreuten uns alle des Friedens.’
goethe.
Het tegenwoordige is de vrucht van het verledene, maar tevens bevat het de kiem van het toekomende. Het zijn dus geene droomen van een' dweeper, geene magtspreuken van een' waanzinnige, die met vermetele hand den sluijer wil opligten, waarmede de Opperbestuurder des Heelals Zijne daden en besluiten aan ons kortzigtig oog onttrekt; maar het zijn ernstige overwegingen en treurige vooruitzigten van een' opmerkzamen waarnemer der lotgevallen van zijnen leeftijd, die men hier verwachten moet. Er bestaat eene Profetie der Geschiedenis. Duizend verschillende oorzaken kunnen de door haar voorspelde gevolgen wijzigen; zij blijft echter waar. Zij is evenzeer zeker als de voorzegging van den Arts, die ook falen kan, niet omdat de wetenschap ijdel, maar omdat hij, die voorspelt, een mensch, en het leven kort en de kunst lang is. Wil men een bewijs? O! er klinkt ons eene stem in de ooren.... Mogt men die stem nog hooren, nadat de mond, die zoo sprak, thans reeds verstomd is in het graf! De woorden van den edelen Vaderlander, die mijne zwakke taal vervangen en tot inleiding verstrekken mijner beschouwingen, zullen bevesti- | |
[pagina 594]
| |
gen, hetgeen ik beweerde: ‘er bestaat eene Profetie der Geschiedenis.’ ‘Het is waar, traktaten zijn geteekend; wederkeerige waarborging van den tegenwoordigen stand van zaken is de geest van bijna alle staatkundige overeenkomsten; een Heilig Verbond tusschen bijna alle de Vorsten van Europa is gesloten, waarbij beginselen worden bepaald, die, getrouw in acht genomen, eenen eeuwigen Vrede aan de afgematte Volken van Europa moeten verzekeren. Maar, hoe veel dit ook zijn moge, het is op verre na niet genoeg. Ook de heiligste verbonden staan en vallen dikwijls met eenen enkelen Vorst, die er de ziel van uitmaakt. Beroeringen, zoo als wij die gezien hebben, worden niet door kabinetten en traktaten geregeld. De brandstoffen liggen hier niet, gelijk bij gewone oorlogen, in de botsende belangen der regerende Huizen; zij liggen in de openbare meening der Volken, in den inwendigen toestand der Natiën; en het eenige, waarop hier alles aankomt, is de vraag: of die brandstoffen wezenlijk gezegd kunnen worden te hebben uitgewoed? Laten wij dan nu onvooringenomen zien, welk onmiddellijk uitzigt op bestendige kalmte die inwendige stand der zaken zoo wel, als der meeningen, ons opent.... En waar wendt zich dan ons oog onwillekeurig eerder heen, dan naar datzelfde Frankrijk, hetwelk nu, dertig jaren lang, de krater geweest is, waaruit zich alle verwoesting en woeling over Europa verspreid hebben? Wat vraag doet men zich eerder, dan deze: of nu wezenlijk van dat Frankrijk de rust van Europa niets meer te vreezen heeft? Maar hoe veel is niet dadelijk reeds hier, dat het uitzigt verduistert! Vredelievend is, ongetwijfeld, het karakter des regerenden KoningsGa naar voetnoot(*); vredelievend | |
[pagina 595]
| |
is misschien de bedoeling van het tegenwoordig Ministerie; maar het is niet Frankrijks Regering, het is Frankrijk zelf, waarop wij het oog moeten vestigen. En dan -? Ik bewonder de talenten van hen, welke, om hun Vaderland van het drukkende en vernederende van eene vreemde inrigting te bevrijden, alle middelen van overreding ter hand nemen, om buonaparte alleen als de oorzaak van alle ellende, en dus ook zijnen val als genoegzamen waarborg van eene bestendige rust, af te schilderen; maar, ook op het gevaar af, van even als cassandra door de geruste en juichende Trojanen beklaagd of bespot te worden, moet ik het zeggen: op nieuw staat Europa bloot, om het slagtoffer van woorden te worden. Credidimus blandis, quorum illis copia, verbis.’
Op nieuw staat Europa bloot, om het slagtoffer van woorden te worden! Zoo schreef, in 1816, jan melchior kemper. Helaas! zijne voorspelling is niet ijdel geweest. Reeds veertien jaren later zag men de Groote Natie (!) hare Vorsten verdrijven, de verdragen als rag verscheuren, een' nieuwen Vorst uit den stam van orleans ten troon heffen, de Grondwet volgens de begrippen der vroegere omwenteling wijzigen, en oproerkraaijers en onruststokers als loffelijke burgers vereeren! En wat was nu het gedrag der overige Gouvernementen? De Volken, niet dan onvolkomen met de toedragt der zaken bekend, tegen een' dweepzieken Vorst en zijnen geestelijken sleep vooringenomen, juichten die woelingen toe; de Vorsten zagen het aan, en zwegen; neen - als waggelde reeds de grond onder hunne voeten, reikten zij de hand aan het nieuwe Fransche bestuur, van welks erkenning zij hunne eigene veiligheid afhankelijk waanden. Ziet daar Frankrijk in 1830! Vergelijkt het met Frankrijk in 1815! De eene overwinning der Groote Natie volgde nu op | |
[pagina 596]
| |
de andere. Het zedelooze België, nooit in rust dan onder den ijzeren arm van den werelddwinger, een zamenraapsel van volk, dat nooit een Volk was, verscheurt den band, waarmede de traktaten der Vorsten hetzelve vijftien jaren vroeger aan ons Vaderland verbonden hadden. Onze nationale geest maakte de afscheiding gemakkelijker. Wij verloren een land, dat wij nooit begeerd hadden, maar dat ons was opgedrongen. Welverre intusschen van de oproerige gewesten als onbeheerd goed aan te merken; welverre van een' edelen, standvastigen Vorst, die, omstuwd door een trouw Volk, zich als dam opwierp tegen den alles medeslependen stroom, regt te laten wedervaren, wordt de onafhankelijkheid en onschendbaarheid van den nieuw ontstanen Staat door dezelfde Vorsten erkend, die tot wederkeerige waarborging van den Staat van Europa zich vroeger verbonden hadden. Frankrijk sluit zich aan Engeland aan tot een verschrikkelijk verbond. De vrijheid, de onafhankelijkheid der Staten wordt eene hersenschim. Men erkent slechts het regt van den sterksten; men schaamt zich zelfs niet, eigenbelang openlijk als de eenige drijfveer van staatkundige handelingen te erkennen. Een nieuw, ongehoord regt ontstaat; het is het regt van opstand!
De brandstoffen hebben niet uitgewoed. De Fransche omwenteling in het laatst der vorige eeuw was eene vrucht van vroegere gebeurtenissen. Die omwenteling was lang voorbereid. Zij moest vele misbruiken wegnemen, vele instellingen verbeteren, vele oude begrippen doen vervallen. Maar tevens moest zij vele droomen verdrijven. Frankrijk was niet geschikt voor eene Republiek en niet geschikt voor echte vrijheid, omdat het niet zedelijk genoeg was, om eerbied voor de wetten te hebben. Slechts die Staten der Oudheid, waar de wet onbepaald gehoorzaamd werd, hebben langdurig hunne instellingen bewaard. De Fransche ijdelheid en | |
[pagina 597]
| |
waan wilden aan geheel Europa de wet voorschrijven. Een stoutmoedig veroveraar, door de natuur tot de grootste ondernemingen bestemd, maakt zich meester van het bestuur van Frankrijk, en voert Frankrijks zegevierende benden door en tegen geheel Europa aan. De oorzaken van innerlijke beroeringen werden als gedempt door de buitenlandsche veroveringen. Europa zelf streed voor eigen behoud. De zuurdeesem der omwenteling had niet uitgegist. Sinds de Fransche omwenteling der vorige eeuw is een nieuw geslacht van menschen ontstaan. Hetgeen vóór vijftien jaren onmogelijk was, is thans mogelijk. Vrijheid en Gelijkheid zijn zulke schoone woorden; hoe ligt vinden zij een' weêrklank in de harten van jeugdige, onervaren menschen! Misslagen der regeringen, (en welke regering was ooit vrij van misslagen?) bestaande of gewaande gebreken worden opgezocht en breed uitgemeten. Eerlooze dagbladschrijvers misleiden den grooten hoop, en eene algemeene gisting ontstaat, die zich, als eene besmettelijke ziekte, van de Seine tot aan den Tiber en den Weichsel uitbreidt. De kolossale magt van Ruslands beheerscher dempt den Poolschen opstand. De laatste schaduw van Polens onafhankelijkheid verdwijnt op de gevallene muren van Warschau. Te dikwerf reeds heeft de ondervinding ons geleerd, hoe onvolkomen de dagbladen ons van de ware toedragt der zaken onderrigten. Het zou vermetel zijn, den Poolschen opstand met den Belgischen gelijk te stellen; meer dan vermetel, onregtvaardig en onbillijk zou het zijn, der Poolsche Natie, als Natie beschouwd, eene vaderlandsliefde te ontzeggen, die de duurgekochte overwinning der Russen met bloed in de geschiedenis der menschheid heeft aangeteekend. Waar is hier eenige gelijkheid met de laffe, verraderlijke daden der Belgen? Intusschen, waarin ook de Poolsche opstand met den Belgischen verschillen moge, hierin komen beide overeen, dat zij door Franschen invloed zijn aangevuurd. Rusland heeft Polen tot zijn gebied teruggebragt: maar dat | |
[pagina 598]
| |
in Frankrijks hoofdstad zich vereenigingen vormden, om de Poolsche natie te ondersteunen; dat de man, die lodewijk philips op den troon geholpen heeft, openlijk als voorvechter der Poolsche revolutie is opgetredenGa naar voetnoot(*), dit heeft Rusland moeten aanzien, en heeft gezwegen! Alle gebeurtenissen, sinds die eeuwig merkwaardige, dusgenaamde groote Julij-dagen, vertoonen ons, in de handelingen der kabinetten, twee werkende beginsels. Het eene is dat van overmagt en eigenbelang aan de zijde van Frankrijk en Engeland; het andere, dat van vrees aan de zijde der zoogenoemde Noordsche Mogendheden. Toen, na vruchtelooze onderhandelingen, onze edele Koning, vertrouwende op de regtvaardigheid zijner zaak, het zwaard aangordde, om billijke voorwaarden van scheiding van België af te dwingen, rukt eene Fransche legermagt België binnen, en stuit den voortgang onzer overwinnende helden. Toen later onze Vorst, zich op vroegere verdragen beroepende, het nog in onze magt zijnde kasteel van Antwerpen als een onderpand van eerlijken vrede wilde behouden, ontwringt hem Frankrijk dien steun, en overweldigt de in puin en asch verkeerde vesting. Engeland spant met Frankrijk zamen, en ontzenuwt ons land, door een' verraderlijken roof aan onze koopvaart. Rusland, Pruissen, Oostenrijk zien het aan, keuren het af, en zwijgen! Is het wonder, dat thans straffeloos de Groote Natie haren afgod op nieuw aanbidt, en zichzelve vereert in dien rusteloozen veroveraar, wiens standbeeld op de zuil, aan Frankrijks overwinningen toegewijd, weder is opgerigt? Europa ziet het aan, en zwijgt! - Ziet daar Frankrijk in 1833! Ziet terug op het Frankrijk van 1815! Vergelijkt en oordeelt! | |
[pagina 599]
| |
Fransche invloed beheerscht Zwitserland; Fransche en Engelsche staatkunde zal de lotgevallen van Portugal regelen; Portugal wordt voor Engeland, wat België voor Frankrijk is, en Zwitserland wordt het bolwerk der Fransche vrijheidsdwingelandij, of het middelpunt van nieuwe beroeringen, die geheel Europa bedreigen.
En zoo deze staat van zaken nog eenigen tijd voortduurt, welke zal dan Europa's toekomst zijn? Frankrijk behoeft geene overwinningen, door de wapenen behaald. Het kan door zijnen zedelijken invloed eene onberekenbare omwenteling in geheel Europa veroorzaken. Sinds de verdrijving van den oudsten tak der bourbons, heeft het wanbegrip meer en meer veld gewonnen, dat de strijd, die in 1813 en 1815 tegen Frankrijk gevoerd werd, eene herstelling van het oude, eene zegepraal van de beginselen van obscurantismus op liberale begrippen beoogde. In Duitschland is alles gereed tot groote omkeeringen. Weldra zullen de troonen waggelen, en op de puinen der Staten zal eene nieuwe Fransche heerschappij in Europa ontstaan. Men zegge niet, dat het slechts enkelen zijn, die woelingen veroorzaken; bijkans alle omkeeringen werden door enkelen veroorzaakt. De groote hoop laat zich medeslepen, en de stem der bezadigden wordt gesmoord. Eerst dán, wanneer eene nieuwe Fransche overheersching in Europa ontstaan is, zullen de Volken uit den zwijmel ontwaken, en de tweede worstelstrijd van Europa tegen het geweld eener overmoedige Natie zal aan ons nageslacht, God geve het! eenen duurzamer Vrede schenken, dan de eerste.
Het moge troostrijk zijn, en het is dit inderdaad, te gelooven, dat een oppermagtig Wereldbestuurder alle uitkomsten regelt, en dat het tegenwoordige kwaad zal uitloopen op eindelijk geluk; maar niemand kan toch den wensch onderdrukken, dat hij zelf in dat geluk nog deelen, of dat het onheil, 't geen te wachten staat, | |
[pagina 600]
| |
mogt worden afgewend. Is er dan niets in staat, dien noodlottigen loop der zaken te voorkomen? Er zijn menschen, voor wie de stem der ondervinding onverstaanbaar is; er zijn Vorsten en Volken, die voor de stem des Geschiedenis, de groote ondervinding van het menschelijke geslacht, doof zijn. Slechts door de hevigste en smartelijkste prikkels kunnen sommige kranken uit den doodelijken sluimer opgewekt en tot bewustheid gebragt worden. Vorsten van Europa! dat gij onze regtvaardige zaak niet acht, weten wij sinds lang; dat gij het voor vrijheid, echte beschaving en onafhankelijkheid grootmoedig strijdend voorgeslacht in het onverbasterd nageslacht miskent en hoont, toonen uwe daden. Maar bij uw eigen belang, bij het behoud uwer troonen bezweren wij u, laat de tuimelgeest der omwenteling ons niet straffeloos de wet voorschrijven! Nog is het tijd, de Hydra te verpletten; weldra is het voor altijd te laat! Maar gij aarzelt ... gij wilt niet? ... Eerlooze Staatsdienaars! Voor het Hollandsche bloed, dat, van eene opoffering af, die aan de daden der Oudheid herinnert, tot aan den val van Antwerpens Citadel, vergoten is, dagen wij u, u eerlooze Staatsdienaars! voor den regterstoel des Almagtigen en voor de regtbank der nakomelingschap! Maar, gij gelooft veelligt aan geenen Wereldbestuurder; gij gelooft immers aan geene eeuwigheid en aan geenen roem bij het nageslacht! Welnu, de dag der wraak komt - de dag der wraak komt! - weldra zegeviert de Fransche Natie over het ongelukkige, misleide en slecht bestuurde Europa! En welk lot staat ons, Nederlanders, te wachten? Ach! mogen wij het geschokte Europa niet beveiligen voor de Fransche overheersching; is het ons niet gegund, den gang der gebeurtenissen te leiden of tegen te houden; konden wij dan althans, in den edelen strijd voor nationale onafhankelijkheid en de vrijheid der Volken, als eerste offers vallen, gelijk leonidas met zijne driehonderd Spartanen! ..... |
|