Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 332]
| |
Ter nagedachtenis van den Wandsbecker Bode.Ga naar voetnoot(*)In 't schamele kleed ging de Bode door 't land,
Een afgeschild stokje voor staf in de hand;
Opmerkzaam op elk ging hij op nu en af
Den weg, die ons voert van de wieg naar het graf;
Nooit ging hij de deuren der vromen voorbij,
En anderen bad hij te worden als zij;
En zag men zijn gul en regtschapen gelaat,
Dan duidde niet één hem zijn lessen ten kwaad';
Maar weinigen kenden zijn' staf van nabij,
Dat daarin een schat stak van groote waardij,
Een wondere kracht, die de graven omtoog
Met glansrijke stralen van 't licht van omhoog.
Nu slaapt hij, hij zelf reeds, met zoden bedekt,
Tot dat uit den Hemel een stemme hem wekt.
Misgunt hem dien rustigen slaap niet, maar maait
De vrucht van hetgeen hij voor ons heeft gezaaid;
Hij zaaide het woord en zijn leven was vrucht, -
Dat voerde ons zoo vrolijk tot wijsheid en tucht.
Brengt kalm, naar het voorbeeld, dat de edele ons gaf,
Geen tranen, maar bloemen, op 't eenzame graf,
En deelt van uw' troost aan zijn treurende vrouw,
Zoo teeder in liefde, zoo hecht in heur trouw,
Die, nu haar de dood van den dierbare scheidt,
In tranen de groote hereeniging beidt.
j. brester, az.
Naar von stolberg. |
|