Jezuiten geen zangvogels.
Een Fransch Officier bevond zich met twee Jezuiten in het paleis van den Ridder lomellino te Napels. Een der boeren van den Ridder, een eenvoudig landman, bragt, als naar gewoonte, juist toen zijnen Heer de eerste duiven. De Franschman was zoo even van eene wandeling door de stad teruggekomen, en verhaalde, dat hij de kerken der Franciskanen, Dominikanen en die van eenige andere Orden bezocht, en overal zich in het schoone gezang verlustigd, maar alleen in de kerk der Jezuiten alles stom en stil gevonden had. Hij vroeg derhalve: ‘Van waar komt het, dat alle andere monniken zingen, en alleen de Jezuiten niet?’ Hem werd geantwoord: ‘Wij zijn geene monniken, en st. ignatius heeft gewild, dat wij alleen aan de geleerdheid en niet aan het gezang ons zouden wijden.’ - De boer, die de duiven gebragt had, vroeg hierop, of het hem vergund ware, ook zijne meening te zeggen. De Ridder kende den vrolijken prater, en wist, dat hij soms aardige invallen kon hebben. De verzochte vrijheid werd dus gereedelijk toegestaan. Nu sprak de landman: ‘Ik ben maar een arme boer, en gevolgelijk ook slechts een dom uilskuiken; maar zoo veel