Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 701]
| |
eigenlijken titel, in het onzekere kunnen zijn, indien niet aanstonds het op den omslag geplaatste en verder nog eens herhaalde Motto, met den naam van tissot daarachter, aanduidde, wat men hier te verwachten hebbe. Het Voorberigt laat deswege ook niet lang in onzekerheid. Het behandelt een der teederste punten in de opvoeding, zegt de Vertaler. Maar, voor wie is het nu eigenlijk geschreven, - voor hen, die opvoeden, of die opgevoed moeten worden? De Vertaler heeft gelijk, dat er reeds veel over dit onderwerp is geschreven. Te veel inderdaad! Het ware beter, dat er minder over geschreven was; welligt het best, indien er verder over dit onderwerp niets meer op het papier gebragt wierd. Den Vertaler, die meent met zijnen arbeid geen nutteloos werk te doen, zal dit gezegde zeker niet gevallig zijn. Men kan ook niet zeggen, dat die een goed doel beoogt nutteloos werk doet; maar bij alle goede bedoelingen, bij allen arbeid van dezen aard, welke winst is er gedaan? Men zal zeggen: Indien er slechts één door behouden wierd, voorzeker het werk ware niet nutteloos! Maar de menigte, welke, tot derzelver nadeel, met dingen bekend gemaakt wordt, die nutter voor haar verborgen mogten blijven? En komen zulke boeken ook in de regte handen? Zij deelen in het lot van vele preken; zij worden niet gehoord door hen, voor wie ze eigenlijk ingerigt zijn, - niet gelezen van hen, voor welke zij bestemd zijn. En nu het boekje zelf? Zonderlinge opschriften, zonder behoorlijke opvolging, zonder aaneengeschakelde orde, b.v. Bloeijende Gezondheid; Rugtering; Maagpijnen; Roode Oogen(!); Groote Zwakheid, enz. Wat moet zulk mengelmoes door elkander beteekenen? Elk opschrift heeft een plaatje tegen zich over. Wat zal men van deze zeggen? Op zijn best genomen, zijn ze geschikt, om kinderen bang te maken; en voor deze zullen zij toch niet moeten dienen? Voor die iets verder denkt, zullen zij voorwerpen van spotternij of van medelijden zijn, wel te verstaan over de ellendige voortbrengsels der kunst, indien men zulk prulwerk nog een kunstvoortbrengsel mag noemen; en deze karikaturen worden nog gezegd, in een der Hospitalen te Parijs, naar het leven geteekend te zijn! Zulke ernstige onderwerpen moet men door geene spotprenten den lezer vertegenwoordigen. Wat het werk zelve betreft, de stijl kan wel tot den | |
[pagina 702]
| |
gezwollenen gebragt worden. Men vindt van alles wat en niets degelijks. Het mag in het oorspronkelijke eenige bevalligheid hebben, het mist evenwel hetgeen de geschriften van alibert, richerand en anderen onderscheidt. Wilde men nog iets over dit onderwerp hebben, het behoorde in een' eenvoudigen, deftigen trant geschreven te zijn, kort, zonder overdrijving; en het ware beter, waarschuwingen tegen het kwaad te geven, dan hetzelve als reeds gepleegd te beschouwen en af te beelden, en nog wel op dusdanig eene wijze. Wanneer men bl. 92 eene aanhaling van hufeland vindt, en op de aanhalingen bl. 4 en 5 let, zoude men beginnen te twijfelen, of het werkje wel geheel van Franschen oorsprong is. Uit de drukfeil bl. 67, waar men micherand voor richerand leest, zoude men bijna besluiten, dat de Vertaler geen Geneeskundige is. |
|