Mislukte Aanslag op Sluis in Vlaanderen, den 12 Junij 1606, een kluchtig Heldenbedrijf, beschreven door P. Meesters. (Overgenomen uit de Nieuwe Keur van Mengelingen.) Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1833. In gr. 8vo. 30 Bl. f : - 40.
‘Het zijn al geen koks, die lange messen dragen.’ (Bl. 13.) Regt zoo, vriend meesters! En wij voegen er nog bij: ‘Het zijn al geen fokke's, die hem pogen na te doen.’ Geen wigtje althans van diens vernuft, en vooral van diens veelzijdige kennis, (want bij hem was de vorm altijd meer middel, dan doel) hebben wij in dit stukje ontmoet. En zulke kost moest nog wel tweemaal worden opgedischt! Zonder een welvoorzien zoutvat nevens zich, achten wij het niet raadzaam, denzelven te nuttigen. Al de 30 bladzijden mogen onze uitspraak regtvaardigen. Ten bewijze slechts deze weinige regels: ‘Over eene kleine tuimeling door het te driftig afklimmen veroorzaakt, alzoo het eenigzins luidruchtig gestoei van een paar kerkuilen, welke juist dien avond een pretje onder elkander hadden, onzen Held eenige vrees hadden (had) aangejaagd, zullen wij nader hooren, daar dit ook al medewerkte tot behoud van onze stad.’ - ‘'s Kosters dierbare wederhelft had zich, den avond te voren, al dikwijls in het geval bevonden van haar sentiment te moeten zeggen, des zij meer op hare woorden had gelet, dan op hetgeen zij met de handen deed, en had, zoo doende, een stukje of wat te veel in den mond gestoken, dewelke den gewonen weg naar beneden gaande, haar, des nachts, eerst zeer incommodeerden, en, vervolgens,