begrip van de | gesteldheid van den, door sommigen hooggeroemden, goeden ouden tijd erlangen. Men ziet heethoofdige en gematigde Koningsgezinden, dweepzieke en bezadigde Republikeinen, Presbyterianen, Independenten enz. in hun waar karakter optreden. Scott doet de verschillende gebreken der onderscheidene partijen uitkomen - ook de goede hoedanigheden van dezen en genen, die hij soms belangrijke gezegden in den mond legt.
Het tooneel is grootendeels een oud kasteel bij Woodstock - vandaar de naam. Karel I, die, door het volgen van dwaze staatkunde, reden tot misnoegen had gegeven, was op het schavot gestorven. De Koningsgezinden hadden bij Worcester eene bloedige nederlaag geleden. Hunne zaak scheen hopeloos te staan. Karel II moest vermomd en onder een' verdichten naam vlugten en omzwerven. De slimme cromwell wist hem op het spoor te komen; doch de Prins ontsnapte, en ontkwam ter zee.
De Schrijver bewimpelt of vergoelijkt geenszins de gebreken van den ligtzinnigen en losbandigen Koningszoon; maar hij verschoont even min de fouten dier geestdrijvers, welke, bij hunnen wilden ijver voor volksvrijheid, altijd schriftuurteksten in gereedheid hadden, om de onbillijkste en wreedste daden, die zij zich veroorloofden, te regtvaardigen. Het moeijelijk te doorgronden karakter van cromwell komt hier vooral uit, en schijnt ons toe, wél getroffen te zijn.
Onder het lezen van dit werk konden wij niet nalaten, aan zekere verschijnselen van onzen leeftijd te denken: Koningen, die willekeurig handelen, verliezen de genegenheid hunner onderdanen, en dan staan hunne troonen zeer wankel; Volken, welke door overdrevene vrijheidszucht zich laten verbijsteren, worden zwak door inwendige verdeeldheid, en eindelijk, het rusteloos woelen moede, onderwerpen zij zich aan nog harderen dwingeland, daar, gelijk de Abt millot aanmerkt, eene oproerige vrijheid erger is, dan de ras voorbijgaande willekeurige regering van één' Vorst.
De vertaling is wél. De geslachten der woorden hadden naauwkeuriger in acht genomen kunnen worden. De bekende david joris van Delft wordt D. II. bl. 248, in eene noot, david george genoemd.
No. XII. Boekbesch. |
bl. 520. reg. 23. lees meermalen. |
- XIII. - |
bl. 549. reg. 21. lees allen. |
- |
bl. 574. reg. 3 v.o. lees den Ivanhoe. |
- XII. Mengelw. |
bl. 579. reg. 12. lees gedeelte. |