Vrolijke Avonturen of kluchtige Verhalen uit de Veteranendienst van den Serjant Hans Onversaagd. Met Platen. Te Amsterdam, bij de Gebroeders van Arum. 1832. In kl. 8vo. 176 Bl. f 1-80.
De karrikatuurplaatjes, die dit werkje versieren, zijn het beste, dat wij er in gevonden hebben: want het boekje zelf, dat luimig en geestig wil zijn, is zoo laf en zouteloos, dat men er bij in slaap valt. Of wie zal ten minste niet aan 't geeuwen raken bij het volgende (bl. 9 en 10): ‘Regt zoo! regt zoo! heer Schuurzand!’ viel jufvrouw Welman in, wie zoo spoedig het verhollandschte woord serjant niet te binnen schoot. Vader Welman meesmuilde. De jonge lieden begonnen hartelijk te lagchen. De Serjant zelf lachte insgelijks om deze kluchtige woordspeling. En Teuntje, achter Jufvrouws steel staande en, even als deze, meenende, dat het lagchen om des Serjants vrolijken uitroep ontstond, lachte met het gezelschap mede. Zoo lacht hier dan al wat de Schrijver wil, behalve zijne lezers; dezen zullen er denkelijk zoo veel aardigs niet in vinden. Intusschen, waarom is dit boekje gedrukt en uitgegeven? Hiervan geeft de Heer Welman (bl 176), naar ons inzien, de beste reden op, als hij het versje aanhaalt, dat wij, zonder toepassing op de Gebroeders van arum, overschrijven:
Een boek vindt toch altijd, hoe zot het ook moog' wezen,
Een' boekwurm, die het drukt, en zotten, die het lezen.
Hans Onversaagd roept daarop uit: Wel gevonden, mijnheer Welman! en wel gevonden! zeggen wij hem hartelijk na. Alleenlijk, daar wij pligtshalve het boekje gelezen hebben, verzoeken wij den Schrijver en de Lezers van dit Tijdschrift, onszelven van het getal der zotten uit te zonderen, als waartoe vrijwillige lezers alleen zouden kunnen gerekend worden te behooren.