kwaden naam, wegens spokerij. De Stadsphysicus beerman en de Advocaat tippel halen daar beiden eenen duchtigen schrik. Ten laatste echter blijkt de gewaande spokerij niets anders te zijn geweest, dan een gestoord nachtelijk tête-à-tête tusschen den jager en de kamenier.
De vondeling kadib betreurt het gemis van bloedverwanten. In gunst geraakt bij den Kalif haroun arraschyd (!), ondervindt hij, dat ieder zijn bloedverwant wil zijn. Hij neemt de gelegenheid waar, wordt rijk, en huwt zijne hem vroeger geweigerde geliefde.
De oude bankroetier en woekeraar horpicius sterft aan eene beroerte. Men brengt het lijk in het achterhuis, waar ook een geslagt varken nedergelegd was. Arme lieden willen het varken stelen, maar nemen, door de duisternis, bij vergissing, het lijk van horpicius mede. Nadat zij hunne dwaling bemerken, ontdoen zij zich van het lijk, dat, na verschillende verplaatsingen, aan de galg wordt gehangen. - Ziedaar De straf na den dood.
Eindelijk vindt men hier eene logenstraffing van het spreekwoord, hetwelk zegt, dat het geld stom is. Een gulden beschrijft zijne lotgevallen, die inderdaad zonderling zijn.
Uit dit verslag van den inhoud kan onze Lezer reeds eenigermate zelf beoordeelen, wat hij hier vinden zal. Leest men tot uitspanning, wel nu, daartoe is het boek geschikt, zal nog wel eens doen lagchen, en iets ergerlijks hebben wij er niet in gevonden. Het ga dan door, met de overige menigte van deze soort!