Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 340]
| |
Korte Beschouwing der oorzaken en het wezen der Cholera Asiatica, benevens eene eenvoudige behandelingswijze dier Ziekte; zijnde een uittreksel uit twee Hoogduitsche Verhandelingen door Dr. F. Jencken uit het Engelsch vertaald en vermeerderd met een beknopt verslag, wegens het nut der aanwending van bloedige koppen tegen die Ziekte, door *** Chirurgijn Majoor bij Z.M. Marine. Te Zierikzee, bij J. van de Velde Olivier, 1832. In gr. 8vo. 30 Bl. f : - 40.Dit boekje lag bij Recensent op tafel, toen een van onze brave Vrijwilligers, met verlof afwezig, bij hem kwam. De behandeling van het geweer was hem geheel eigen geworden, de Genees- en Heelkunde even vreemd gebleven. Hij nam het stukje op, en, lezende op den titel van het nut der aanwending van bloedige koppen, riep hij uit: ‘Jammer, dat wij met die verwenschte Belgen niet eens weêr aan den slag geraken! Aan bloedige koppen, zoo de Cholera eens mogt terugkeeren, zouden wij 't hun alsdan niet laten ontbreken, om aan te wenden naar believen!’ Verstaan wij den titel wel, zoo is deze vertaling eene vertaling van eene vertaling! De stijl der Nederlandsche schijnt dit ook te bevestigen, zijnde op vele plaatsen stroef, min duidelijk, in woordvoeging de Engelsche afkomst, in sommige uitdrukkingen eenen met de Nederlandsche taal niet zeer bekenden Schrijver verradende. Wat zegt b.v. een leidend denkbeeld (bl. 7), eene overstelpende magt (bl. 7), meerdere voorbeschiktheid met zich voeren (bl. 11), zij (geneesmiddelen) worden niet in de organisatie geweigerd (bl. 17)? Ook ontbreekt het niet aan drukfouten. De korte beschouwing nopens den aard en oorsprong der Cholera van Dr. jencken kwam den Vertaler belangrijk genoeg voor, om in onze taal overgebragt te worden, ten einde hen te gerijven, die der Engelsche tale niet magtig zijn. Hij zelf wilde er een kort verslag | |
[pagina 341]
| |
wegens de nuttigheid der aanwending van bloedige koppen in deze ziekte bijvoegen. Rondborstig gesproken, vooral daar wij eenen Zeeman voor ons hebben, zoude hij het laatste zeer wel hebben kunnen doen en het eerste geheel laten. Wat zegt het toch: Het schijnt mij (Dr. jencken) thans toe, dat de Cholera haren oorsprong heeft in eene tellurische hoofdstoffelijke kracht, welke in het tegenwoordig tijdperk uitvloeit, ten gevolge der hevige en snel op elkander volgende beroeringen der aarde, welke, niettegenstaande hare neiging tot uitzetting, steeds een plastisch karakter behoudt? [Door tellurische (aardsche) kracht wordt verstaan: de eigendommelijke (individuele) kracht (vis vitalis) als een organismus beschouwd. Bl. 1.?!] Het slagaderlijk vaatgestel biedt ons een dergelijk verschijnsel aan, als vereenigende de sterkste neiging tot uitzetting met den hoogsten graad van geneigdheid tot zamentrekking en vastwording. (Bl. 4.) De zenuwen staan, in betrekking tot de grondstoffelijke krachten, welke de Cholera voortbrengen, als het metaal tot de electriciteit. Bl. 5. (?!) Het zenuwknoopenstelsel heeft, volgens dezelfde grondbeginselen, verwantschap met het tellurisch uitzettingsvermogen. Bl. 6.(?!) Wenscht gij hiervan nog meer te weten, geëerde Lezer? Wel nu, koop deze korte beschouwing, lees en herlees haar, en breng haar, indien het u nut en vermaak kan doen, (om met Prof. pruys van der hoeven te sprekenGa naar voetnoot(*)) in de gewone taal der menschenkinderen over. Wilt gij echter goedgunstig onze beoordeeling als een praeadvies of eene voorproef beschouwen, zoo nemen wij de vrijheid u te verzekeren, dat wij ze gelezen hebben, en over de zaak in questie ook na de lezing niet wijzer geworden zijn. Met dit gezegde willen wij echter op uw eigen verlicht oordeel geene magt of invloed uitoefenen. Wat nu het bijvoegsel over de aanwending der kop- | |
[pagina 342]
| |
pen betreft, zijn wij het met zijn Ed. eens, ‘dat men van derzelver gebruik eenen gunstigen uitslag mag beloven, zoo lang niet ten eenemale alle kracht in het zenuwgestel is uitgeput en er reeds eene verlamming in hetzelve is ontstaan,’ wanneer, helaas! de meeste of liever alle de geprezene middelen te kort schieten. Dat ter zijner tijd, onder gegevene omstandigheden, de aderlating en bloedzuigers niet van even veel nut zouden zijn, hiervan heeft de Schrijver, niettegenstaande zijne bedenkingen daartegen, ons niet kunnen overtuigen. In allen gevalle, indien wij ons ook met hem bepaaldelijk omtrent het gebruik der bloedige koppen vereenigen, doen wij dit niet met de door hem op den voorgrond gestelde Theorie en daaruit afgeleide gevolgtrekkingen. Wij houden deze, rustende op die van Dr. jencken, voor gewaagd, niet voor bewezen, en in eenen toon gesteld, min voegende aan eene wetenschap, die, vooral in dit geval, meer op ondervinding, dan op hoogdravende bespiegeling, moet afgaan. Lust het iemand, zich met bespiegelingen bezig te houden, het staat hem vrij; maar hij zij steeds omzigtig in het toepassen en afleiden van gevolgen, en bediene zich in het laatste geval van voor het gezond verstand bevatbare uitdrukkingen. |
|