Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833

Journal für die Baukunst von D^r. A.L. Crelle, Königl. Preuss. Geh. Ober-Baurath, und Mitglied der Königl. Academie der Wissenschaften zu Berlin.

Reeds in 1828 kondigde D^r. crelle dit bouwkundige Tijdschrift aan, 't welk zoo wel in Duitschland als in naburige landen ontbrak, en waarvan het gemis in Pruissen, alwaar vroeger een soortgelijk tijdschrift bestond, levendig gevoeld werd. Volgens de aankondiging omvat hetzelve al wat betrekking heeft tot de Waterbouwkunde en constructiën van allerlei aard, met de nieuwere vindingen van lateren tijd tevens vroegere ervaringen mededeelende, zoekende verder goede regelen meer bekend te maken, en berigten te geven van hetgeen in andere landen geschiedt, terwijl in hetzelve nuttige bijdragen worden opgenomen.

Dit tijdschrift schijnt in Duitschland bijval gevonden te hebben, zoodat in 1832 reeds het 5de deel het licht zag en er aan het 6de deel kon begonnen worden. Het wordt bij stukken uitgegeven, ieder 12 à 15 vellen groot, en met de noodige platen voorzien; 4 stukken maken een deel in quarto uit, waarvan er ieder jaar altijd één het licht ziet. De inteekeningsprijs is 5 Pruissische daalders; men teekent altijd in voor een geheel deel van 4 stukken. De Inteekenaars ontvangen op 5 exemplaren het 6de gratis; terwijl de volgende Inschrijvers voor het 6de deel de 5 vorige reeds uitgegevene

[p. 309]

deelen daarbij kunnen koopen, de 6 deelen voor 20 thalers, bij den Boekhandelaar reimer, te Berlijn.

Dat de Redactie van dit Tijdschrift de Hollandsche geschriften onzer Waterbouwkundigen kent en vereert, kan onder anderen daaruit blijken, dat in 1832 in het 5de deel van hetzelve de vertaling verscheen van de beide bekende, door de Hollandsche Maatschappij te Haarlem bekroonde, Prijsverhandelingen over de Afdamming van het IJ, door de Heeren a.f. goudriaan en d. mentz, beide vertaald door den Heer d. reinhold; welke Verhandelingen ook afzonderlijk afgedrukt, en met een kort voorberigt van den Vertaler voorzien zijn.

Daar dit Tijdschrift tot verbreiding van kennis in het vak der Waterbouwkunde op eene allezins nuttige wijze kan medewerken, en ook verder kan dienen, om goede en vaak te weinig bekende Hollandsche schriften in dit vak bij onze naburen meer bekend te maken, en wederkeerig onzen landgenooten, in zeer vele opzigten, nuttig kan zijn, tot vermeerdering van kennis in een vak, waaraan wij het bestaan van ons land verschuldigd zijn, zoo hebben wij gemeend, dat het niet geheel ondienstig kon zijn, om onze landgenooten daar opmerkzaam op te maken.