Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–Naberigt.
| |
[pagina 276]
| |
Schoon wij desniettegenstaande volhouden, dat in een' pentameter de caesura penthemimeris niet mag worden verwaarloosd, hoe men ook scandére, tenzij men het vers op eene andere wijze te hulp kome, zoodat de uitwerking dezelfde zij, b.v.: Hei mihi, si
![]() Et mihi, si
![]() Quae sim en non vis klinken als disyllaba. Phyllis et en parcere, die er op volgen, zijn hoorbare dactyli. Hard is daarentegen de regel: Ora ferox in se versa lacertus habet.
Het gehoor moet over de welluidendheid beslissen. Gaarne erkennen wij, dat ovidius, meer echter nog tibullus en propertius, vooral echter catullus, soms harde pentameters hebben gemaakt; doch dit regtvaardigt een' anderen Dichter niet. Of zou een vers in het Nederduitsch niet hard kunnen zijn, al kon men aantoonen, dat b.v. bilderdijk een aantal even harde, zelfs nog hardere verzen vervaardigd heeft? - En dat, hoe zuiver ook in het metrum of de scansie, het vers: ![]() ![]() ![]() voor het gehoor veel van een vrij zuiver jambisch vers heeft, (niet gelijk de Comici, maar gelijk de Tragici dezelve bezigen) schijnt ons boven alle bedenking. Indien plaatsgebrek het niet verbood, zouden wij gaarne hier meer over schrijven. Het antwoord op de andere aanmerking betreft alleen eene vraag. Recensent had gevraagd, of men niet beter![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
|