Nehemia IV, 14b. gehouden, den 17 Junij 1832, door J. Muntendam, Predikant te Nijmegen. (Ten voordeele van het Vaderland.) Te Nijmegen, bij D.J. Haspels. 1832. In gr. 8vo. 23 Bl. f : - 35.
Wij schrijven den titel af, zoo als dezelve gedrukt staat. Vele leden der Nijmeegsche Gemeente hadden de preek met belangstelling gehoord, en wenschten dezelve gaarne nog eens te lezen. D. muntendam kon echter in het eerst hiertoe niet besluiten; dan daar men aanhielt (aanhield), kon ik, zegt hij in het Voorberigt, den vriendendrang niet langer wederstaan; maar geef mijne eenvoudige toespraak, ja, met de bewustheid, dat dezelve niets bevat hetgene ook niet elders te vinden is en door anderen, even goed, en veel beter, en roerender gezegd en geschreven is; doch tevens met vertrouwen, dat men mijn doel niet miskennen zal. Dus oordeelt de Eerw. muntendam over zijn eigen werk, en met dit oordeel kunnen en moeten wij ons dan ook ten volle vereenigen; terwijl wij echter gaarne des mans goede bedoeling erkennen.
Vooraf gaat eene korte korte toelichting van den tekst. Dan volgt I. de bedoelde herinnering, die zich op den gedenkdag van Waterloo in de eerste plaats en vooral moest bepalen tot de belangrijke gebeurtenissen van Junij 1815. Ook onze voorbeeldige houding te midden van het verward Europa in dezen merkwaardigen tijd wordt te regt gedacht. Wat de Prediker over de oorzaak der tegenwoordige onlusten zegt, is echter voor ons niet zoo geheel overtuigend. Wij meenen, dat de schuld niet alleen bij de volken of bij enkele woelgeesten ligt. Doch de predikstoel is geenszins de geschiktste plaats, om over punten van dezen aard zich uit te laten. Welken invloed de herinnering van hulpbetoon op ons behoort te maken (te hebben), wordt II. aangewezen, en hier aangedrongen op 1. dankbaarheid, 2. ootmoedig vertrouwen, 3. biddend volharden en 4. nederig hopen op eene God verheerlijkende en ons heilrijke uitkomt. Wij hebben