loofd aan siegbert, zoon van thiedrik, Hertog van een' Bataafschen stam, die (naar des Schrijvers onderstelling) zich op de Eikenterpen had gevestigd, eene ruw bevallige streek, aan den Rijn, eenige uren boven het door civilis beroemde Arenacum, gelegen. Zij leert, terwijl haar minnaar siegbert tegen de Romeinen mede was uitgetogen, het Christendom, door eenen afgedwaalden grijsaard, caelestius, kennen. Deze belangwekkende man staat weldra, met zijnen pleegzoon timotheus, ja zelfs met hermingard en paulinus, den zoon van dezer lijfeigene en vriendin marcella, aan de vervolging van eenen wraakzuchtigen Bard, welf den usipeter, ten doel; maar caelestius wordt, tot aan zijnen dood, in stilte beschermd door de geheimzinnige wigchelares witte geertruid van den lippetoren. Paulinus, zoo als hij aan de Goden zou worden opgeofferd, wordt gered door de wanhopige poging van gisela, eene andere lijfeigene van hermingard. Hermingard zelve geraakt echter in de magt van welf, wordt op den
Lippetoren gevangen gezet, maar door timotheus verlost. Intusschen willen wij geene schets van den inhoud mededeelen, en zullen derhalve niet stilstaan bij den dood van thiedrik, de terugkomst van siegbert, dien men gesneuveld had gewaandzijne bekeering tot het Christendom, en hoe hij verraderlijk, daar hij het leven zijner bruid hermingard wilde beschermen, door welf vermoord werd. Maar, schoon wij den onbekenden Schrijver, wat vinding, inkleeding, stijl en zedelijk-godsdienstige strekking betreft, hoogen lof laten wedervaren, veroorlove hij ons eenige weinige aanmerkingen.
Zouden de Bataven, die steeds kohorten in Romeinsche dienst hadden; die sedert eeuwen met de Romeinen verbonden waren, en de Franken slechts als overweldigers van hunnen erfgrond konden beschouwen; zouden deze Bataven wel vrijwillig met de Franken gemeene zaak tegen de Romeinen gemaakt hebben? - Bl. 20 wordt Rome, schoon aan despotiek regerende Keizers doorgaans onderworpen, door marcella het vrije Rome genoemd: het weelderig Rome zou wel zoo eigenaardig zijn geweest. - Bl. 89 spreekt de Bataafsche maagd hermingard van de bleeke Nachtgodin, en noemt haar de zwakkere, in tegenoverstelling van den vreeselijken thor. De laatste is wel een God, maar die Nachtgodin is eene fout tegen de Germaansche Godenleer, die, gansch tegenstrijdig met