De doodgraver.
Eene ware Anecdote.
Een schrijnwerker, in de voorstad St. Antoine te Parijs, wien het sinds lang aan werk ontbrak, en die daardoor tot de uiterste armoede was vervallen, werd door de Cholera aangetast. Zijn getrouwe hond scheen door liefkozingen hem, van menschen verlaten, in zijn lijden te willen vertroosten. Alléén op zijne schamele legerstede, onbekend zelfs bij zijne geburen, schoon een enkele muur hem slechts van hen scheidde, verstoken van alle geneeskundige hulp, bezweek hij, na een kort, maar heftig lijden. De hond verkondigde den dood zijns meesters door een akelig gehuil, zoo doordringend en aanhoudend, dat dit eindelijk de geburen noopte, zijn verblijf binnen te dringen, waar men het nog warme lijk van den verlatenen vond, door den jammerenden hond bewaakt. Getroffen door deszelfs getrouwheid, betwistte men elkander diens bezit, en stelde vervolgens order op de wegruiming van den ongelukkigen schrijnwerker, wikkelde hem in een doodkleed, en plaatste het ligchaam, in eene kist besloten, wier dunne planken ter naauwernood konden worden bijeengehouden, in een' grooten lijkwagen, met zwart laken omhangen, waarin hij de negenentwintigste plaats innam. Op het kerkhof van Père-la-Chaise aangekomen, was onze arme werkman de eerste, die werd bijgezet. Maar, hoe ontzette de doodgraver, toen hij eenen hond in het graf en op de kist zag springen, dien hij herkende voor dien van zijnen vader, die beloofd had, hem den eigensten dag te zullen behulpzaam zijn in het begraven der talrijke slagtoffers van de Cholera!