Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 620]
| |
Ga naar voetnoot(*) Onder de menigte kleinere schriften over de Cholera verdient het bovengemelde eene eervolle onderscheiding. Het is een antwoord op een' brief van den Heer van bemmelen, die, vernomen hebbende, dat de ziekte ook in Hamburg was uitgebroken, van onzen aldaar praktiserenden Landgenoot verlangde eenig berigt deswege in te winnen. Het voor ons liggend antwoord van den Heer stierling is zoodanig ingerigt, dat wij omtrent de diagnostiek en therapeutiek der ziekte des Schrijvers denkbeelden, en wel vooreerst vijf ziektegevallen, door hem behandeld, ons zien voor oogen gesteld; waarbij eene latere ontvouwing van dezelve, zoo wel in dit gedeelte, als in het tevens medegedeelde Rapport aan den Groothertog van Mecklenburg-Swerin, hetwelk hoofdzakelijk over de besmettelijkheid handelt. De gevallen betreffen allen, voor zoo verre wij uit de syndrome symptomatum kunnen opmaken, die niet altijd even naauwkeurig worden opgegeven, de dusgenoemde forma erethica. De behandeling was, naar mate van gestel en omstandigheden der lijders gewijzigd, doorgaans meer- of minder antispasmodisch, gelijk dan ook de diathesis spasmodica als de heerschende wordt opgegeven, en kramp als het wezen of de natuur der Cholera beschouwd wordt. Uit dien hoofde raadt de Schrijver voorzigtigheid aan in het aderlaten, en waarschuwt tegen het kwikzilver; roemt emetica, moschus, opium, kamfer en andere prikkelende zenuwmiddelen, gerugsteund door eene krachtige en aanhoudende methodus dermatica, (minder heeft hij op met leo's middel, de bismuth) en vindt groote analogie, ja zelfs identiteit, met tusschenpoozende koorts. In het bijgevoegde Rapport aan den Groothertog uit | |
[pagina 621]
| |
de Schrijver zijn gevoelen over het contagium, waaraan hij weinig geloof hecht, het daarvoor houdende, dat slechts onder enkele omstandigheden zich zulk een contagium ontwikkelt, heeft ingevolge dit gevoelen niet veel op met Quarantaine-inrigtingen, Cordons enz., en oordeelt vrij ligt over de kwaadaardigheid der ziekte, daartoe zoo wel zichzelven ten voorbeeld stellende, als ook een kind, dat hij eene min, kort na een' hevigen aanval van Cholera te hebben doorgestaan, aan de borst liet leggen; terwijl eindelijk eenige natuur-philosophische stellingen dit Rapport besluiten, welke wij twijfelen, of door zijne Koninklijke Hoogheid overal begrepen zijn, ten zij men Hoogstdenzelven als ingewijd in de geheimenissen dezer mysterieuze leer beschouwen mag. Dit kort overzigt zal voldoende zijn, om met den aard en de strekking dezes briefs bekend te worden. Recensent doet gaarne hulde aan de talenten van den verdienstelijken Schrijver, maar kan, om gewigtige redenen, met 's mans bijzondere gevoelens, zoo aangaande het wezen der Cholera, als aangaande hare behandeling en besmettelijkheid, niet instemmen. In de ongelukkige gelegenheid geweest zijnde, honderde Cholera-lijders te zien, heeft hij geene analogie, veel minder identiteit, met tusschenpoozende koorts kunnen bespeuren. De Aziatische braakloop heeft zoo iets geheel karakteristieks, dat haar van alle andere onder ons bekende ziekten onderscheidt, dat dezelve met geene andere ziektevormen vergeleken worden kan. Iedereen, die haar voor 't eerst ziet, zal, indien hij ten minste onbevooroordeeld ziet, moeten erkennen, dat zij noch met onze Cholera, noch met koortsen, noch met eenige andere, tot heden toe in onze streken waargenomene, kwaal de minste overeenkomst heeft. Autopsie is altijd, maar vooral hier, meer, dan de naauwkeurigste beschrijving, geschikt, om het pathognomische eener ziekte te leeren kennen. Recensent ziet zich derhalve gedwongen, zich daarop te beroepen, en het oordeel en de uitspraak daaromtrent aan bevoegde waarnemers over te laten. | |
[pagina 622]
| |
Niet minder verschilt Recensent van den geleerden Schrijver met opzigt tot de behandeling en de waarde van sommige geneesmiddelen, en wel in de eerste plaats met opzigt tot de aderlating, die, ja, even als in andere gevallen, met voorzigtigheid moet worden aangewend; want het is een heroïsch middel, nooit ligtzinnig te gebruiken, maar hetwelk door den Schrijver te eng beperkt schijnt te worden, en hetwelk Recensent bij zeer vele zieken met den besten uitslag zag bezigen in onderscheidene tijdperken der ziekte, zoo wel in het begin, als in den meer ontwikkelden staat, of bij de vaatwerking op het einde. En waarlijk, als men overweegt, hoe menigwerf onderdrukking van levenskracht, ophooping in edele organen en neiging tot ontsteking plaats grijpen, dan kan men ligtelijk bevroeden, dat de aanwijzing tot bloedlaten niet zeldzaam wezen zal, en hetzelve niet zelden van groot nut en voordeel moet bevonden worden. Eene tijdige ontlasting van bloed zal hier menigmaal de zaak beslechten en het behoud zijn van den lijder. Over het nut van emetica is Recensent, door ondervinding geleerd, het volkomen met den Heer stierling eens; ook over dat van andere nervina zal hij met zijn Ed. in geen twistgeding treden; maar wat het opium of heulsap aanbelangt, dit vereischt groote omzigtigheid, en mag in geenen deele zoo onbepaald en algemeen aangeprezen worden, als dit in dezen brief geschiedt. Immers de opvolgende typhus met congestiën naar de hersenen zijn er gewoonlijk het noodlottig gevolg van. Eindelijk, contagium en besmettelijkheid kan men aan de Cholera bezwaarlijk ontzeggen. Dit leert de loop der Epidemie in ons Vaderland onwedersprekelijk, en men moet, gelijk de hevige Anticontagionisten, willens blind zijn, om het te loochenen. Al ware het de ondervinding niet, welke ons dit leeraarde, de wijze, op welke dit punt door gemelde Heeren bestreden wordt, de middelen, die zij bezigen, om à tort et à travers, het koste wat het wil, hun gevoelen te drijven, vergeleken met de bon- | |
[pagina 623]
| |
dige bewijzen, welke partij hun tegenstelt, zouden op zichzelve ons alreeds tot het gevoelen doen overhellen: dat de Cholera Asiatica behoort tot de klasse der besmettelijke ziekten; een gevoelen, dat de even geleerde als rondborstige en waarheidlievende Dr. ontijd evident bewezen heeft. |
|