| |
Verdediging van Bijbel en Openbaring tegen de voornaamste vroegere en latere Bestrijders van dezelve; door G.H. van Senden,Predikant te Middelbert. (Thans te Zwolle.) IIden Deels 1ste Stuk. Te Groningen, bij W. Zuidema. 1831. In gr. 8vo. 532 Bl. ƒ 4-40.
De Eerw. van senden had, Voorberigt, Iste D. bl. VIII, verklaard, dat het volgende Deel zijns werks, dat nu aangekondigd wordt, ‘eene pragmatische Geschiedenis der verdediging van Bijbel en Openbaring, tot op onze tijden, bevatten zal. De beoordeelende beschouwing van de werken der Apologeten moet mij eigenaardig leiden tot de opgaaf van het beste plan, waarnaar eene grondige en doelmatige verdediging, zoo wel van den Bijbel zelven, als van de daarin begrepene Openbaring, thans behoort ingerigt te worden.’ Dit Deel komt nog onder den titel voor: Geschiedenis der Apologetiek, of historischpragmatische daarslelling (voorstelling) der verdediging van Bijbel en Openbaring, sinds de vroegste tijden, tot op onze dagen. Iste Deel. In het Voorberigt verzoekt van senden, bl. IV: ‘Men gelieve dit en het volgende Stuk als een ook op zich zelf staand werk te beschouwen.’ Aan dit verzoek wenschen wij te voldoen, door dit Stuk als afzonderlijk
| |
| |
werk te beoordeelen, zonder op het vroegere terug te komen, vermits eene dubbele kennisneming voor ons Tijdschrift te veel ruimte zou wegnemen.
Ter juiste beoordeeling van hetgeen geleverd is, dient vooraf nagegaan te worden hetgeen de Schrijver zelf belooft te zullen geven. ‘Het is de taak,’ bl. 2, ‘van eene Geschiedenis der Apologetiek, te geven: een geloofwaardig verhaal van de pogingen, welke in het werk gesteld zijn, om de waarheid der Goddelijke Openbaring, en de echtheid, ongeschondenheid en geloofwaardigheid der Heilige Schriften, waarin zij nevens de met haar zoo naauw verwante Geschiedenis neêrgelegd is, vast te stellen en te verdedigen.’
De Geschiedenis, zoo als van senden dezelve meent te moeten leveren, is door hem in zes tijdperken verdeeld. ‘Ik heb (bl. 12 volg.) gemeend, dat men deze tijdperken niet al te zeer moet vermenigvuldigen, en wilde daarom, op den langen weg van zoo vele eeuwen, alleen daar bakens zetten, waar ik groote keerpunten geloofde te kunnen opmerken, die aan de wetenschap eene nieuwe wending gegeven of een geheel bijzonder en doorgaand karakter bijgezet hebben. Door eenen blik op het geheel ontwerp ik den volgenden aanleg. Eerste tijdperk, tot aan de tweede eeuw. Zij stelt de openbaring en hare geschiedenis in onwetenschappelijken vorm vast. Tweede tijdperk, tot het midden der zesde eeuw. Zij ontwikkelt en vormt zich wetenschappelijk in zegevierende kracht. Derde tijdperk, tot aan het begin der twaalfde eeuw. Zij gaat terug en kwijnt bijna weg. Vierde tijdperk, tot aan het begin der zeventiende eeuw. Het tijdperk van hare herleving en aangording. Vijfde tijdperk, tot over het midden der achttiende eeuw. Het tijdperk van haren hoogsten roem. Zesde tijdperk, tot op onze dagen. Het tijdperk van hare grootste uitgestrektheid.’
Reeds hieruit ziet men, van welk een' verbazenden omvang deze Geschiedenis is. Dan, nog meer zal dit
| |
| |
blijken, wanneer men leest hetgeen van senden aangaande de geschiedenis der Apologetiek aanmerkt, bl. 2 volg.: ‘Zij moet terugtreden tot de eerste grondslagen, die voor de vaststelling en verdediging van de goede zaak gelegd zijn, en aanwijzen, hoe anderen daarop gebouwd hebben. Zij dient de voortzetting daarvan bij alle volken tot op onze tijden na te gaan. Zij behoort niet alleen den voortgang, ook den stilstand, ook den teruggang dient zij aan te wijzen, waar zij dien op hare baan meent aan te treffen. Indien zij echter slechts staan bleef bij de uitwendige verschijnselen, dan zoude zij, bij alle naauwkeurigheid, op weinig meer aanspraak maken, dan op eene dorre letterkundige schets. Zal zij de aandacht boeijen en leerzaam wezen, dan is noodig, de oorzaken en gevolgen van al die veranderingen op te sporen, en elke bijdrage tot de Apologetiek in verband te beschouwen met datgene, wat verondersteld of aangewezen kan worden op haar gewerkt te hebben. Hetgeen hier in aanmerking komen moet, is niet alleen de staat van bestrijding of het bijzondere werk, waartegen de apologetische proef gerigt is, maar ook de geheele uitwendige staat van het Christendom en deszelfs gunstig of ongunstig lot. Vooral dient men steeds het oog te hebben op den staat van beschaving en wetenschappen in het algemeen, en meer bijzonder op den trap, waarop de wijsgeerte en de uitlegkunde des Bijbels geplaatst waren. Zelfs het karakter, de woonplaats, de lotgevallen van de Apologeten mogen niet met onoplettendheid worden over het hoofd gezien. Waar het mogelijk is, moet men den indruk nagaan, dien elk geschrift bij die genen, voor wie het geschreven was, maakte, en de betrekkelijke of blijvende waarde telkens zoeken te schatten en aan te wijzen.’
Deskundigen zullen het moeijelijke van dit werk reeds hieruit ontwaren, en uit aanmerking van het nut, dat het kan aanbrengen, den Schrijver dank weten, dat hij
| |
| |
uit de bronnen, waar hij gelegenheid vond, met inachtneming van oordeelkunde, geput, en eene eerste geschiedenis der Apologetiek geleverd heeft. Wat vroeger is geschied door den Abt houteville, j.a. fabricius, hess, planck, flügge, tzschirner, eisenlohr, leland, less, stäudlin, moet slechts als bijdrage tot de Geschiedenis der Apologetiek worden aangemerkt. Zelfs het werk van tzschirner, Fall des Heidenthums, bevat slechts een gedeelte der Geschiedenis van de oude Apologetiek.
Hetgeen wij hier hebben medegedeeld, is met eenige bekorting ontleend uit 's mans Inleiding voor dit zijn werk, en niemand zal hierop eenige bedenking maken, maar integendeel de arbeidzaamheid van van senden prijzen, die al de moeijelijkheden, aan die taak verknocht, kent, en toch aan dezelve moedig het hoofd biedt, uit aanmerking van het nut, dat hij hoopt te slichten. Op het hier medegedeelde komen wij nog eens terug, bij het voordragen van eene en andere bedenking, tot welke deze eerste Geschiedenis der Apologetiek uit den aard der zaak van zelve aanleiding moet geven.
In dit eerste Stuk worden de drie eerste tijdperken behandeld, en vindt men alzoo de Geschiedenis der Apologetiek tot aan het begin der twaalfde eeuw.
Eerste tijdperk, loopende tot aan de tweede eeuw der Christelijke jaartelling. Tot de Geschiedenis der Apologetiek betrekt van senden ook de Heilige Schriften zelve, welke hij als Apologiën meent te moeten voorstellen. Hiertegen zijn bij ons eenige, gelijk wij meenen niet ongegronde, bedenkingen opgekomen, die wij, na gedaan verslag van het in dit Stuk geleverde, zullen mededeelen.
Het Oude Testament. In de oudste stukken der H.S. wordt geene Apologetiek gevonden. Dit was ook niet wel mogelijk. Met abraham begint een nieuw tijdperk der Geschiedenis. Het verhaal van dezelve levert eene soort van apologie op. Duidelijker wordt dezelve bij mozes en verdere Profeten, die hun gezag door wonderen en voorzeggingen als Goddelijk staafden.
| |
| |
Zij handhaafden vooral de dienst van den éénen waren God tegenover de Afgoderij.
Na het sluiten van den Canon des O.T., en vóór het opstellen der Schriften van het Nieuwe, komen in sanmerking de Apokryphe Brief van jeremias en het Boek der Wijsheid, als ook aristobulus, philo en flavius josephus. Bl. 14-32.
Het Nieuwe Testament. Het eerst komt als Apologeet voor jezus, maar voor eigen gezag en waardigheid. Daartoe beroept Hij zich op voorspellingen van het O.T., eigene wonderen, op wondergebeurtenissen om zijnentwil, herhaalde getuigenissen uit den Hemel, op eigene voorspellingen en gedrag. Bl. 33-56.
De eerste Apologeten van jezus zijn: petrus, in redevoeringen en brieven; stephanus; vooral paulus, als redenaar en als schrijver, en in die laatste hoedanigheid voornamelijk in de Brieven aan de Romeinen en Hebreërs, en gedeeltelijk ook in zijne Brieven aan de Galatiërs, Colossers en Corinthiërs. Bl. 56-135.
Geschiedkundige Apologie in de Evangeliën. Mattheus wordt, als eerste Evangelische Geschiedschrijver, de vader der Christelijke geschiedschrijving genoemd. Zijn Evangelie uit een apologetisch standpunt beschouwd en beoordeeld. Markus zal zijn de verklarende verkorter van mattheus. De apologetische strekking van zijn Evangelie is onbetwijfeld. Lukas schreef na de twee reeds genoemden. Zijn Evangelie is wel niet eene zuiver historische, maar historisch-apologetische bijdrage. Diens Handelingen der Apostelen behelzen geene Kerkelijke Geschiedenis van die dagen, maar sluiten zich naauw aan het Evangelie. Ook hier straalt door een soortgelijk apologetisch doel, als in zijn Evangelie. De laatste Apologeet onder de Schrijvers des N.T. is johannes, in zijn Evangelie en eersten Brief. Bl. 135-182.
Tweede tijdperk, loopende tot het midden der zesde eeuw. De Apostolische Vaders traden, met uitzon- | |
| |
dering van barnabas, als Apologeten niet op. Zij achteden dit minder noodig. Het Testament der XII Patriarchen en de Sibyllijnsche Orakelen zijn louter verzinselen en bedriegelijk. Quadratus, aristides, aristo zijn als Apologeten thans te weinig bekend. Ter onzer kennisse is gekomen de Brief aan diognetus, die gewoonlijk te voren aan justijn werd toegeschreven, maar van eene onbekende hand uit den tijd van hadrianus afkomstig is. Als Apologeet is vooral beroemd justijn de Martelaar, wiens onderscheidene verweerschriften hier worden medegedeeld en geschat. Melito, claudius apollinaris en miltiades, Apologeten onder de regering van m. aurelius antoninus, hebben bijna niets nagelaten. Na dezen komen nog in aanmerking athenagoras, theophilus, ptolemaeus, tatianus, irenaeus, hermias. Bl. 183-269.
De Neoplatonische School der Heidenen en de Katechetenschool der Christenen te Alexandrië deden de Apologie eene meer wetenschappelijke houding aannemen. Clemens alexandrinus, origenes, julius africanus, ammonius, dionysius theognostus, de Clementijnen (τὰ Κλεμέντια), methodius. Bl. 269-309.
Onder constantyn had de groote overwinning des Christendoms plaats. Vroegere apologiën, door nood meest afgeperst, werden nu opgevolgd door de schriften van eusebius, ‘wien het gelukte, de wetenschap, zoo als zij toen was, niet alleen geheel in zich op te nemen, maar haar verder te brengen.’ Op hem volgen athanasius en, nadat juliaan het Heidendom andermaal ten troon verheven had, apollinaris van Laodicea. In Cappadociën bloeiden basilius magnus, gregorius nyssenus, zijn broeder, en gregorius nazianzenus, zijn vriend. Beroemd, ook als Apologeet, was vooral johannes chrysostomus. Theodorus
| |
| |
mopsuestenus, philippus sidetus, cyrillus alexandrinus, theodoretus, zekere hieronymus, basilius van Seleucia, gregentius van Taphra. In dit tijdperk zijn de laatste Apologeten aeneas van Gaza, zacharias van Lesbos, johannes philoponus. Bl. 309-356.
Van het Oosten wendt zich nu de Geschiedenis tot het Westen. Alles leidde daar tot hierarchie, omdat men minder op het oog hield den persoon van Hem, die het Christendom gegeven had, dan van hen, aan wie het gegeven was. Dat Rome Rome was en bleef, zal hier ook wel medegewerkt hebben. Als Apologeten komen echter voor, minucius felix, na hem tertullianus. De laatste vond vele navolgers, van welke de vermaardste is cyprianus. Arnobius, die lactantius tot Apologeet vormde, heeft hierdoor nog meer, dan door zijn schrijven, aan de Apologetiek dienst bewezen. Op hem volgen nog eenige Apologeten van mindere waarde, tot op augustinus en diens vriend orosius. ‘In deze weinige bladzijden,’ schrijft van senden, bl. 474, en zegt niet te veel, ‘is de Apologetiek van het tweede tijdperk voor het oog des weetgierigen aanschouwers gesteld. Men ziet, de bouwstoffen zijn met groote zorgvuldigheid opgespoord en van alomme op den afgemeten grond verzameld. Bedachtzaamheid en beleid hebben ze gerangschikt en bewerkt. Vlijt en inspanning voegden ze zamen; en hoewel het gebouw van zoo veel arbeid niet zonder gebrek is, en er nog veel verholpen, verbeterd en volmaakt moet worden, het staat toch daar als eene geduchte veste, waarin het bedreigde Christendom bescherming heeft gevonden, en tegen welker sterkte de vijanden den kop verbrijzeld hebben. Het Labarum, als teeken van de grootste zegepraal, die het kruis van christus op dwaling en zonde behaald heeft, golft statig van hare grijze wallen.’ Bl. 356-474.
(Het slot hierna.) |
|