3o. Zoo wel op deze opene plaats, als in het vertrek, alwaar de Lessen plaats hebben, moet op den vloer, volgens de manier, die art. 102 (bl. 51) verklaard wordt, eene middaglijn of meridiaan zijn getrokken, om den kunstigen Hemel- en Aardbol, overeenkomstig de plaats, alwaar men zich bevindt, te kunnen stellen.
4o. Men moet voorzien zijn van een werktuig, aequatoriaal genoemd, hetwelk art. 92 (bl. 44) beschreven wordt, met verwijzing tot de ophelderende figuur 40, plaat No. 2.
5o. Van eenen Telescoop of een' Acromatischen Kijker, vermogend genoeg, om de Satellieten van Jupiter en Saturnus te kunnen waarnemen; en eindelijk
6o. van een' Sterrckundigen Almanak, voor elk bijzonder loopend jaar, waartoe wordt aanbevolen, behalve den Zeemans-Almanak, of eenig ander sterrekundig dagboek, als b.v. Connaissance des temps, wel inzonderheid het Jaarboekje, hetwelk jaarlijks, op last van onzen geëerbiedigden Koning, door des Schrijvers geachten vriend, den voortreffelijken Wiskunstenaar r. lobatto, wordt uitgegeven.
Men heeft reeds gezien, dat wij van artikelen gesproken hebben. De Hoogleeraar, namelijk, heeft zijn werk afgedeeld in hoofdstukken; elk hoofdstuk, in verschillende lessen; iedere les, in onderscheidene artikelen. Die artikelen hebben een doorloopend nommer. Zij beginnen met de Inleiding, die het eerste hoofdstuk voorafgaat, en eindigen, bij de laatste Les, met No. 467. Alsdan volgen er nog drie Bijlagen, die weder elk in artikelen zijn afgedeeld, doch telkens met afzonderlijk loopend nommer. De eerste Bijlage is over de regeling der jaren, en de voornaamste jaartellingen; de tweede behelst eene nadere toelichting aangaande het ware verstand van het Planetenstelsel van Ptoleméus; en de derde levert een eenvoudig bewijs van het parallelogram der krachten. Dit alles maakt het gebruik van dit Leesboek gemakkelijk, en de opgaaf van den Inhoud, bl. XXVII tot XXXII ingesloten, geeft een duidelijk overzigt van het geheel.