leend. De Schrijver staat meer opzettelijk stil bij den Intro-pelvimeter, onlangs door Mad. boivin uitgevonden en aangeprezen. De bedenkingen, tegen dit werktuig en deszelfs aanwending in het midden gebragt, komen ons zeer gegrond voor. Hierna beschrijft ons de Heer wellenbergh zijne twee Pelvimeters, van welke de tweede, als de eenvoudigste, de voorkeur verdient. Het is eigenlijk eene wijziging van baudelocque's Compas d'épaisseur; doch met dit gewigtig verschil, dat dezelve niet uitwendig aangelegd, maar in het bekken gebragt wordt, terwijl de eene tak met een in de gedaante van een hoefijzer uitloopend einde tegen het promontorium gebragt wordt, en de andere op de buitenste vlakte der schaamsbeensvereeniging rust. Alzoo bekomt men de lengte der conjugata, opgeteld met de dikte der schaamsbeensvereeniging; en deze laatste trekt men daarvan vervolgens af, niet door eene, aan vele onzekerheid onderhevige en willekeurige, algemeene bepaling, maar door eene dadelijke tweede meting, waartoe dit werktuig mede is ingerigt. Eene uiteengezette beschrijving van dit werktuig zonder afbeeldingen zou wijdloopig moeten zijn. Wij verwijzen dus onze Lezers naar dit belangrijk werkje. De bijgevoegde waarnemingen, waaronder ook de bevestiging der gedurende het leven bepaalde
lengteäfmeting na den dood op het bekken zelve voorkomt, prijzen een werktuig den onbevooroordeelden aan, over welks dadelijk nut echter alleen de voortdurende ondervinding van bekwame Verloskundigen kan beslissen.
De Schrijver heeft hier nog de beschrijving van een' derden Pelvimeter bijgevoegd, geschikt om de dwarse middellijn van het kleine bekken te meten, welken hij evenwel tot nu toe niet in de gelegenheid is geweest, bij levende voorwerpen aan te wenden.
De steendrukplaten zijn wéi uitgevoerd, en ook de druk van deze Verhandeling verdient geprezen te worden.