zangen niet eens, als verzameling van Episoden, gelijk de zes van helmers onder den titel De Hollandsche Natie, met doorgaand genoegen lezen kan.
‘Het ontbreekt hier toch niet aan dichterlijke partijen,’ zal menigeen na het doorbladeren zeggen. Dit erkennen wij volgaarne, onder zekere bepaling. Men vindt hier, op een prozaïsch weefsel, telkens een purpureus pannus, gelijk horatius het noemde: eene fraaije beschrijving van een' storm, den morgen of den avond, een gebergte, een eiland; ook wel eene levendige voorsteiling van een wapenfeit, een' reistogt, enz. Maar in de beschrijvingen is, wat het stoute betreft, veel naar helmers; wat het naïve belangt, veel naar tollens gecopieerd; niet door woordelijke navolging, maar door overneming en nabootsing van gedachten en wendingen. Terwijl helmers, niettegenstaande veelvuldige leemten, toch, in zijne Hollandsche Natie, ons telkens wegsleept en ontgloeit; terwijl tollens, in zijne heerlijke Overwintering der Nederlanders op Novazembla, ons beurtelings boeit en behaagt, treft en roert, - laat roorda van eysinga ons doorgaans koud en ledig: ook bij zijne gelukkigste plaatsen ontdekken wij het kunstig zamenstel van het vernuft; bijna nergens gevoelen wij de heilige siddering, die de dichterlijke aanblazing in het hart van hoorders en lezers onwillekeurig verwekt.
De bron der dichterlijke geestdrift ligt niet in den rijkdom der verbeelding, noch in de weelderigheid van het vernuft; het ligt alleen in het fijner en dieper gevoel, dat van zelve de verbeelding ontvlamt en den geest beleugelt. Dit is reeds door wijlen onzen beroemden bilderdijk aangetoond. Te vergeefs smeekt dan ook roorda van eysinga de Godes der Dichtkunst:
Schok zinnen, ziel en hart, opdat de beelden vlug,
Als dienaars van den geest, juist op uw wenken zweven,
En scheppen lust en kracht, verheven gloed en leven!
De beelden scheppen geen' lust en kracht, geen' gloed en leven. Waar de dichterengloed het harte blaakt, dáár speelt die heilige vlam in duizend vormen, en de Dichter schept zich beelden, zonder er aan te denken. Maar als de beelden door eene koude verbeeldingskracht worden gevormd, en de schilderingen tusschen de koele verhalen als in worden ge-