erkennen in de behaalde overwinningen, en deswege ons dankbaar betoonen. Deze Leerrede is buiten twijsel met genoegen gehoord, en kan ook bij de lezing nut stichten. Wie toch zou niet gaarne belijden, dat Gods bestuur over alle dingen gaat, en dat wij, te midden des rampspoeds, nog velerlei zegen genieten? Ook de uitkomst van den tiendaagschen veldtogt geeft ons reden tot dankbaarheid jegens den Algoeden. Doch middellijk of onmiddellijk, wie zal dit bepalen? of dient niet zoodanige onderscheiding alleen, om de bekrompenheid der menschelijke bevatting te hulp te komen?
De Verwelkoming door Prof. van hengel is eene regt hartelijke toespraak, die wij met veel genoegen hebben gelezen. Zekerlijk heeft dezelve eene treffende werking gedaan op de hoorders.
De godsdienstige viering van de terugkomst der uitgetrokkene Studenten, juist op den Gedenkdag van Leidens Ontzet, gaf aanleiding tot zeer belangrijke herinneringen. De tekst, jes. XLIII: 10a., wordt met weinige woorden toegelicht. De Prediker bepaalt de aandacht zijner hoorders bij het verledene en bij het toekomende, als de vaste gronden onzer blijmoedige hoop op God, voor de toekomst. Ja, zoo is het; de geschiedenis van vroegeren tijd en van onze dagen geeft allezins reden tot godsdienstig vertrouwen. De geest, in deze geschriften der drie Hoogleeraren, en in zoo vele andere leerredenen of stukken, betrekkelijk dezelfde zaak, heerschende, is een goede geest. Naar mate deze meer overal doordringt in hoogere en lagere standen, zal ons volksgeluk volkomener en duurzamer worden. God zegene hiertoe de medewerking van alle welgezinden!