Oct. 1830, door H.E. Vinke, Theol. Doct. en Predikant te Utrecht. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1830. In gr. 8vo. 28 Bl. f : -30.
Raad en aanmoediging tot biddend werken en strijden, ten nutte van het bedreigde Vaderland, in twee Leerredenen, door Jodocus Heringa, Elisa's z. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1830. In 12mo. 52 Bl. f : - 30.
De titel wijst den inhoud der Leerrede van den Weleerw. vinke aan. Zeer ter zake wordt in de Inleiding gezegd: ‘Wij zijn diep afhankelijke schepselen, maar ook toegerust met krachten, om te doen, wat onze hand vindt te verrigten, in de onderscheidene omstandigheden des levens. Wij vermogen niets, en wij vermogen veel. Op deze gesteldheid van onze natuur zijn gegrond de veelvuldige vermaningen van Gods woord, om te bidden, alsof (?) wij niets kunnen, en te werken, alsof wij alles vermogen.’ Zoo dachten en deden eertijds de godvruchtigen - ook nehemia en de zijnen. De Prediker stelt I. dit voorbeeld voor, en wekt II. op tot navolging. Met veel genoegen lazen wij de geheele Leerrede, maar bijzonder het tweede gedeelte, waar de noodzakelijkheid van bidden en werken op eene zeer gepaste wijze wordt aangedrongen. De eenige aanmerking, die wij zouden kunnen maken, is deze: Mag men, ter opwekking tot den strijd voor het Vaderland, zich wel beroepen op het voorbeeld van Hem, die zijn leven niet te dierbaar achtte, om het, onder de vreeselijkste folteringen, aan een kruis op te offeren voor de zijnen? Was dit, wat men gewoonlijk vaderlandsliefde noemt?
De Hoogleeraar heringa predikte over denzelfden tekst, en vernam eerst des avonds vóór het uitspreken, dat zijn vriend hetzelfde onderwerp had behandeld. Het zoude onvoegzaam zijn, hier vergelijkingen te maken. Ook deze Leerrede is eene gepaste opwekking tot