Een woord van bemoediging en opwekking aan mijne Landgenooten, bij den tegenwoordigen strijd voor Vaderland en Vorst. Te Gorinchem, bij J. Noorduyn. 1830. In gr. 8vo. 14 Bl. f : - 25.
De ons onbekende steller, die zich T.v.S., Pred., teekent, beschouwt de gebeurtenissen onzer dagen uit een godsdienstig oogpunt. Boven het stukje staat, als motto, jesaia XLV:7: Ik maak den vrede en schep het kwaad; Ik de heer doe alle dingen. Van dit echt Bijbelsch denkbeeld uitgaande, wekt hij op en bemoedigt, om het kwaad, dat onder hooger bestuur ons treft, aan te merken als eene beproeving, die ten goede zal medewerken. Moge dit woord onder de menigte van vlugschriften niet geheel onopgemerkt blijven! Gaarne zeggen wij met T.v.S.: ‘Maar kan dit (het mislukken van alle middelen, tot hereeniging met de Belgen aangewend) ook niet eene wijze beschikking des Hemels zijn, om ons te bewaren bij onze zeden, kennis en godsdienst, daar wij anders door inschikkelijkheid van lieverlede het een en ander zouden verliezen; om de zeven gewesten des te naauwer te vereenigen, en, wars van vreemde weelde, door matigheid, vlijt, regtvaardigheid, trouw, menschlievendheid en oud-Hollandschen moed, tot vorigen bloei te verheffen, en een volk te (doen) worden, dat klein in omvang, ja! maar groot in kracht is? o, Mogt dit de weg zijn! .... wij zouden dan den Hemelschen Vader voor zijne bezoeking zegenen.’