Onze Eed. Vaderlandsche Lierzang, door J. Immerzeel, Jun. Te 's Gravenhage, bij J. Immerzeel, Jun. In gr. 8vo. 7 Bl. f :-20.
Aan de Hollanders. Gedicht van L. van den Broek. Te Rotterdam, bij A.F.H. Smit. 1830. In gr. 8vo. 9 Bl. f :-20.
De menigte van tegenwoordig uitkomende staatkundige vlugschriften, gedichten enz., even min bij te houden als ordelijk te rangschikken, noodzaakt ons, bij de beoordeeling beknopt te zijn. Ook het hier aangekondigde doet zoo wel het vaderlandsche hart, als het dichtvermogen der vervaardigers eer aan.
Onze Eed, vaderlandsche Lierzang, beantwoordt volkomen aan den titel, en gaarne roepen wij met den Dichter uit:
Nooit zal deez' grond de schand' gebeuren.
Dat hier een eervergeten rot
De Oranjevlag door 't slijk koom slenren,
Dat zweren wij bij 't Regt en God!
Die vlag zal onbezoedeld waaijen,
Geen muiter zal hier leuzen zwaaijen,
Waar 't Hollandsch hart een walg van heeft;
Geen lasterspog den troon bezwalken;
Geen huichlaar hier de trouw verschalken
Door bloedgeld, waar de vloek van God en mensch aan kleeft.
Recensent heeft, kort geleden, in het zoo verstandig geschreven Journal de la Haye eene gelukkige Fransche navolging in dichtmaat, denkelijk door den vernuftigen charles durand, van dezen Lierzang van den Heer immerzeel gelezen.
Het Gedicht aan de Hollanders, door van den broek, verdient mede met onderscheiding te worden genoemd. Het is des Dichters schuld niet, dat wij van den Prins van Oranje niet meer met die geestvervoering kunnen spre-