Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 744]
| |
Het hof van den tegenwoordigen koning van Zweden.
| |
[pagina 745]
| |
mij, zonder verdere ceremonie, verliet. Deze zaal was eene lange galerij, vervuld met schilderstukken en met beeldwerk uit de schoone rotsen gehouwen, die zoo menigvuldig in Zweden zijn. Toen de Koning mij zag, verliet hij eenige personen, met welke hij zich onderhield, en kwam naar mij toe, met eene gemeenzaamheid, die niets gemaakts had. Hij scheen in zijn gesprek alle gemeenplaatsen der Hoven te vermijden, die er, om zoo te spreken, het ceremonieel aanvullen, en die het onderhoud van Vorsten doorgaans zoo vertoonmakend en zinledig doen schijnen. Zijne vragen strekten zich dadelijk tot voorwerpen van stellig belang uit; hij sprak over Zweden: ‘Gij zult,’ zeide hij, ‘de gelukkige gesteldheid van mijn land zien. Gij zult er geen' enkelen Gendarme ontmoeten. Mijn volk is rustig, gelukkig en zedelijk. De Conscriptie geschiedt zonder den minsten dwang. Men leest in de kerken de tijdsbepaling af, waarop ieder zijne belasting moet komen betalen, en de schatpligtige brengt zelf zijn geld, hetgeen bijkans alle kosten van ontvangloon uitwint. In Holland betaalt ieder schatpligtige, als middelprijs, 18 percent van zijn inkomen, in Pruissen 12, in Denemarken 12, en in Zweden slechts 5 percent. In Engeland betaalt gij voorzeker meer dan ergens elders; maar gij zijt ook het rijkste volk der wereld.’ - Men heeft mij sedert gezegd, dat de Koning, wanneer hij vreemdelingen ontvangt, altoos deze vergelijkingen maakt tusschen de Zweedsche schattingen en die van andere landen. De matigheid der belastingen in de twee Staten, die hij bestuurt, is eene zaak, waarop hij zich, en met regt, het meest laat voorstaan. Zijne Majesteit trad vervolgens in vlugtige, maar zeer belangrijke, staathuishoudkundige bijzonderheden over Zweden, deszelfs visscherijen, mijnen, bosschen, handel, en onderhield mij verder over zijnen bijzonderen smaak en genoegens, vooral over zijne zucht voor bloemen, en eindigde met mij, voor den volgenden dag, ten maaltijd te noodigen op de Villa Botanica, zijne lievelingsresidentie, alwaar hij doorgaans in den zomer de personen noodigt, die hem zijn voorgesteld. Gedurende mijn leven heb ik vele Koningen ontmoet, maar nimmer een', wiens onderhoud zoo gemeenzaam en tevens zoo edel was, en die beter de verpligtingen van zijnen hoogen stand scheen te begrijpen. Ik wil echter geenszins | |
[pagina 746]
| |
den hoogmoed der oude Dynastiën kwetsen, door roekeloos, uit het voorbeeld van bernadotte, te beweren, dat men den troon des te waardiger is, naar mate men minder bestemd was dien te beklimmen. - Opmerkelijk is de overvloed van zwart haar, waarmede de kruin van den Koning van Zweden nog bedekt is, ondanks zijnen tusschen de zestig- en zeventigjarigen ouderdom. Zijn gebogen neus, zijn breed voorhoofd, zijn levendige en doordringende blik zouden zelfs in den meestvergeten man elks aandacht trekken. Wanneer hij spreekt, is elk der spieren van zijn gelaat en van zijn ligchaam in gedurige beweging; zijne vragen zijn bepaald en juist, en hij schijnt ongeduldig te worden, wanneer niet ieder antwoord hem eenig onderrigt mededeelt. Men ziet dus, dat hij het ambt van Koning zoo als frederik de II begrijpt. In één woord, hij is, indien ik mij zoo mag uitdrukken, een Zaakkoning. Het is waarlijk een zeldzaam schouwspel, het vertrouwen te zien, dat er tusschen bernadotte en zijn volk bestaat. Die zorgeloosheid, een gevolg van zijn goed geweten als Koning, heeft iets treffends en opmerkelijks bij een' Vorst, die vreemd is aan het volk, dat hij bestuurt, de eenige onder alle de Souvereinen, welke Europa regeren, die van burgerlijke afkomst is, en een' troon beslaat, wiens vorige bezitters nog leven. Ieder kan het paleis doorgaan, de trappen opklimmen en in de zalen komen, zonder door schildwachten, knechts, pagies of kamerheeren aangehouden te worden; men ziet uit hetgeen mijzelven bejegend is, dat de grootste verlegenheid, waarin men komen kan, daarin bestaat, dat men niemand vindt om u den weg te wijzen. De Hoven van Stokholm en van Petersburg vormen te dien opzigte een kontrast, dat tot ernstige overdenkingen en scherpe tegenstellingen aanleiding zou kunnen geven. Ofschoon te Stokholm volkomen op zijne plaats, is bernadotte het minder, wanneer hij zich verwijdert uit zijn Scandinavisch schiereiland, zoo als hij de twee rijken noemt, die hij regeert. Hij heeft er zich van kunnen overtuigen, toen hij, na den Maarschalk ney, die op Berlijn marcheerde, geslagen, en na alzoo de gevolgen verhinderd te hebben van de overwinning, die napoleon onder de muren van Dresden behaald had, zich bij de geallieerde Koningen vervoegde, die overwinnend uit den slag van Leipzig kwamen. Hij moet gevoeld hebben, dat hij niet onder hen | |
[pagina 747]
| |
behoorde, uit de wederzijdsche gedwongenheid, welke bij dit onderhoud heerschte, niettegenstaande de belangrijke diensten, welke hij der Coalitie bewezen had. Nagenoeg hetzelfde is zijnen zoon overgekomen, die, toen hij in Italië reisde, de vereenigde Vorsten op het Congres te Verona bezocht; en toen hij, door de onbeschoftheid van eenige oude hovelingen, in die stad verzameld, niet anders uitgeduid werd, dan door den bijnaam van jean de parisGa naar voetnoot(*), met toespeling op den voornaam zijns vaders en zijne Fransche afkomst. Dezelfde kwalijkgezindheid vertoonde zich weder, toen de groote Hoven de huwelijksverbindtenis met dien jongen Prins weigerden, en de kleinere beletteden, dezelve aan te gaan. Overal ondervond hij niets dan weigering bij het aanbieden eener kroon, en hij was alzoo genoodzaakt, eene dochter van eugène beauharnais te huwen, om den schijn te hebben, zich aan een koninklijk huis te verbinden. Iets nog bedenkelijker was het ontworpen huwelijk tusschen den zoon van den voormaligen Koning van Zweden en de dochter van den Koning der Nederlanden; welk huwelijk voltrokken stond te worden, zoo als men zeide, op aanzoek van het Russische Hof, zoo naauw met dat van den Haag verbonden. Het is waarschijnlijk, dat dit ontwerp, zonder de dringende voorstellingen van bernadotte, zou volvoerd zijn geworden. Die voorstellingen, echter, vonden ingang. De eerste vijandelijkheden van Keizer nikolaas tegen Turkije waren niet gelukkig uitgevallen. Oostenrijk vereenigde zich op de flanken van het Russische leger. Engeland behield eene verdachte onzijdigheid; en de oude zuurdeesem der zamenzwering van 1824 gistte nog in de legerstaven van Rusland. Het Kabinet van Petersburg had te duchten, dat bernadotte van dezen staat van zaken gebruik zou kunnen maken om zich te wreken, door te beproeven, de schoone provinciën te heroveren, aan Zweden ontnomen door de iwans, peter den I en alexander, in welke hij gewis vele medehelpers zou gevonden hebben, en waarin hij gemakkelijk een leger van meer dan 60,000 man zou hebben kunnen wapenen. Deze poging had voorzeker eener waagzieke en oorlogzuchtige natie behaagd, aan welke zij de glorierijke dagen zou herinnerd hebben, toen de Oostzee als een groote stroom door het Zweedsche gebied vloeide, | |
[pagina 748]
| |
dat haar bijkans geheel omringde, even als voorheen de heerschappij van mithridates de Zwarte-zee bezoomde. Het ware voor bernadotte eene schitterende wijze geweest, om zijne regten op den troon van gustaaf te vestigen, door de ongelukken van karel den XII te herstellen. Hij zou nuttige bondgenooten hebben kunnen vinden in de Poolsche armee van 80,000 man, die de Russen onvoorzigtig genoeg in hunne achterhoede vereenigd en gelegerd lieten. Die heirmagt zou des te gereeder aan de roepstem gehoor gegeven hebben, omdat ze haar door een' Franschen mond wierd toegevoegd. Op zulk eene wijze zou Zweden op nieuw eene eerste rol in de zaken van oostelijk Europa gespeeld hebben, en deszelfs belangen zouden, als vóór eene eeuw, in zamenstemming en vereeniging geweest zijn met die van Polen en Turkije. Maar de voldoening, welke men bernadotte gaf, belette hem, tot zulk een uiterste te komen; en het wordt van dag tot dag waarschijnlijker, dat zijne volksgezindheid zoo wel, als de weinige eenstemmigheid der groote magten van Europa, hem later niet zullen noodzaken daartoe te komen, ten einde zijne erfopvolging tot den troon te verzekeren. Hij zal de eenige zijn, die zich heeft kunnen staande houden, onder alle, die uit den schoot der Fransche omwenteling gesproten zijn. Bernadotte is in dezelfde provincie geboren als hendrik de IV; en de geslepenheid en behendigheid, welke men aan de inwoners dier provincie toekent, zullen voorzeker voor beiden niet zonder nut geweest zijn, om uit de zoo moeijelijke omstandigheden te geraken, waarin zij gewikkeld zijn geweest. Eene andere overeenkomst bestaat nog tusschen beide deze Vorsten; dat beiden, namelijk, van geloofsbelijdenis veranderd zijn, om ten troon te stijgen: de een, Protestant geboren, werd Roomschkatholijk; de ander, in de Roomschkatholijke kerk geboren, is Protestant geworden. |
|